Muziekdruk, - het mechanisch vermenigvuldigen van muziekwerken. De oudst-bekende m. is van 1473, welke op de manier van den blokdruk (noten en tekst in één houtblok gesneden) is vervaardigd. Later werd de m. in kopergravure uitgevoerd en omstreeks het midden der 18e eeuw met behulp van zinkplaten, waarin de noten met stalen stempels worden geslagen en de balken, hulplijnen, stelen, enz. gegraveerd. De tekst wordt dan later van een gewonen boekdrukvorm bijgedrukt.
Deze wijze van m. is nog de meest gebruikelijke. De typografische m., dus door samenvoeging van losse teekens, is volgens de overlevering door den Italiaan Ottaviano dei Petrucci in ’t laatst der 15de eeuw uitgevonden. Balken en muziekteekens moesten toen nog afzonderlijk gedrukt worden en eerst in 1755 slaagde J. G. I. Breitkopf met losse teekens, welke bij samenvoeging ook den balk vormen. Op diens beginsel berust nog de moderne typografische m., die in hoofdzaak voor groote oplagen en voor liederboeken in toepassing wordt gebracht. Orkestwerken en stukken met kleine oplagen worden in den regel autographisch uitgevoerd.