Kopergravure, - een diepdrukprocédé tot het vermenigvuldigen van teekeningen, welke daartoe in een koperplaat worden gegraveerd (gestoken). De oorsprong is vermoedelijk in de goudsmidswerkplaats te zoeken, waar, volgens de overlevering, dit soort gravure zijn ontstaan aan den toevalligen afdruk van een niëllo te danken heeft. De oudstbekende k. dateeren uit het midden der 15de eeuw. In een zuiver gepolijste plaat, waarop de gewenschte teekening in een later weer te verwijderen deklaagje is aangebracht, worden alle tot de afbeelding vereischte lijnen met een driehoekig burijn gegroefd.
Hoe breeder en zwaarder de lijn moet zijn, hoe dieper ook de groef dient te wezen. Bij dat steken rolt zich een metaalkrulletje voor het burijn op, terwijl ter zijde van de lijnen een ruw kantje ontstaat, dat het kenmerk der k. is; zoodoende bezitten de lijnen der k. nooit de scherpte van die der houtsnede of houtgravure. Een tweede kenmerk is de moet, de ingedeukte rand, die op korten afstand om de afbeelding zichtbaar is en die de grootte der gebruikte koperplaat weergeeft. Is de plaat voor afdrukken gereed, dan wordt ze door middel van een inktbal (tampon) met inkt ingewreven, waarbij de inkt wel in de groeven, doch niet aan de gepolijste deelen der plaat hecht. Toch is het noodig de drukplaat na het inkten eerst nog met een doek na te vegen, teneinde plaat en randen te reinigen en zoodoende het z.g. smetten te voorkomen. Vervolgens wordt een vel vochtig plaatdrukpapier (niet-sterk-gelijmd en wel-zuigkrachtig papier) over de drukplaat gespreid, dit met een blad vilt gedekt en het geheel onder sterke drukking door de tegen elkaar indraaiende cylinders van de plaatdrukpers getrokken, waardoor de inkt op het papier wordt overgezet. De afdruk vertoont een afbeelding van donkere lijnen en punten op lichten grond, van zachte overgangen, zgn. middentonen of tinten, is uiteraard geen sprake. De werking tusschen hel en donker wordt door de meer of minder dichte opeenhooping van dunne en dikke lijnen en punten verkregen.
De k. heeft de boek-illustratie der 17de en 18de eeuw grootendeels beheerscht en de houtsnede verdrongen, niettegenstaande de k. afzonderlijk gedrukt moest worden, wijl hoog (boek-) en diep(kopergravure-) druk niet in één drukvorm zijn te combineeren. Door de nabootsing van op andere wijze ontstane kunstwerken (vnl. schilderijen) veranderde de k. van karakter en werd zij, inplaats van een zelfstandige kunstuiting, een reproductietechniek, en om in staat te zijn meer dan lijnen weer te geven, ontstond in ’t midden der 17de eeuw, vermoedelijk ’t eerst in Duitschland, de mezzo-tint, welke in ons land meest als zwarte-kunst wordt aangeduid. De koperplaat ondergaat daartoe een tegenovergestelde bewerking als bij de lijngravure; men zou de lijngravure de positieve, de zwarte-kunst de negatieve methode kunnen noemen. Het koper moet eerst ruw worden gemaakt, wat meestal door middel eener breede roulette met fijne, scherpe tandjes, de zgn. wieg, geschiedt. Deze wieg wordt regelmatig in alle richtingen over het metaal bewogen. De ruwheid wordt ook wel verkregen, door de plaat met een blad met kopervijlsel of amarilpoeder, als het ware een soort schuurpapier, te bedekken en dan door de pers te laten gaan, ook wel door de plaat met een harsachtige oplossing in te stuiven en vervolgens in verdund zout- of salpeterzuur te etsen. Naar gelang van de dichtheid en de diepte der aldus ingewerkte deukjes, zal de plaat, wanneer ze met inkt is ingerold en wordt afgedrukt, een zwarten of grauwen afdruk leveren. In die ruwe plaat wordt de teekening ingewerkt, of beter gezegd ingeschaafd, want de lichte partijen moeten nu door meer of minder polijsten worden ingebracht om de plaat op die plaatsen dus voor het aannemen van inkt minder geschikt te maken.
Van de lijnen, welke zoo noodig op de gewone wijze kunnen worden aangebracht, wordt de braam (het opstaande kantje langs die lijnen) zorgvuldig weggeschraapt, zoodat de overgangen zoo zacht mogelijk zijn. Vindt de bewerking der plaat dus bij de gewone gravure van wit naar zwart plaats, bij de zwarte-kunst geschiedt het tegenovergestelde en wordt van donker naar licht gewerkt. Weer een andere methode is de stippelgravure, waarbij de lijnen niet door het burijn worden gegroefd, maar met behulp van ponsoenen als heel kleine, naast elkaar liggende deukjes in het koper worden geklopt. Later werden daartoe roulettes, kleine aan een handvat bevestigde staalraadjes met scherpe puntjes van verschillende grootte en hoogte, gebruikt. Niet alleen worden op deze manier de omtrekken der afbeelding gevormd, zoodat de indruk van met krijt getrokken lijnen wordt gewekt, maar wordt ook de ondergrond wel op die wijze behandeld, teneinde de afdruk op een afbeelding met middentinten te doen gelijken. Naar dit beginsel zijn de bekende, nu zoo kostbare Engelsche prenten uitgevoerd, waarbij echter in den regel de stippelbewerking met de andere methoden is gecombineerd en de kleurendruk is toegepast. Men begon nl. spoedig de zwarte-kunst ook in kleuren uit te voeren, door verschillende pasklaar gemaakte platen in diverse tinten over elkaar af te drukken. Tot de k. behoort ook nog de drogenaald-ets, die onder ETSEN beschreven is. — Zie ook PRENTKUNST.