Mandailing - gebied in het Z. der res. Tapanoeli op Sumatra, vroeger twee afzonderl. onderafd. uitmakende. Het voornaamste deel van Groot-M. is de vallei van Groot-M., het dal der Batang Gadis en der Batang Angkola; de streek rondom Panjaboengan is één groote sawahvlakte; waar de B. Gadis en de B. Angkola samenvloeien heeft zich een uitgestrekt moeras gevormd. De bevolking, op ± 30.000 geschat, is in hoofdzaak van Toba-Bataksche afkomst, maar bevat ook wel Minangkabausche bestanddeelen; een afzonderlijk, op lager trap van beschaving staande groep vormen de Loeboe’s.
Het voornaamste middel van bestaan is de rijstbouw op de bovengenoemde vruchtbare vlakte. In Klein-Mandailing bedroeg het zielental in 1905 ±24.000; onder hen komt ook een afzonderlijke groep voor, de Oeloe’s; de koffiecultuur is hier van groote beteekenis, en ook die van peper, kruidnagelen en muskaatnoten is van belang. M. begint in toenemende mate de aandacht van het Europ. kapitaal te trekken; reeds zijn er enkele rubberondernemingen geopend. De voornaamste plaats van Groot-M. is Panjaboengan in het midden der vallei van Klein-M.; van beteekenis is ook Kota Nopan, in de vallei der Batang Gadis. Omtrent de zending in deze streken zie BATAKZENDING.