Kappeyne van de coppello - 1) Mr. Johannes, Ned. staatsman en geleerde, geb. te ’s-Gravenhage 1822, overl. aldaar 1895, zoon van den bekenden paedagoog en classicus, studeerde te Leiden, vestigde zich in zijn geboortestad, maakte er spoedig als knap advocaat en scherpzinnig jurist naam en was van 1862-66 en van 1871-77 lid van de Tweede Kamer, waar hij door zijn veelomvattende kennis en zeldzame werkkracht de erkende leider der liberale meerderheid werd en als jong liberaal stelling nam tegenover Thorbecke. In 1877 droeg de Koning hem de vorming van een Kabinet op, waarin hij de portefeuille van Binnenl. Zaken voor zich nam en een herziening der kiestabel en de Lager Onderwijswet van ’78 tot stand bracht.
Toen hem in 1879 bleek, dat de Koning bezwaar had, om eenige bepalingen der Grondwet te herzien — zooals in het programma van den Kabinetsformateur stond — nam het geheele Ministerie ontslag en trok K. zich uit de actieve politiek terug, om zich onverwijld en onverlet te begeven aan zijn liefste werk, de studie van het Romeinsche recht, waarin hij als geleerde ook in ’t buitenland grooten naam had. Van 1888 tot ’93 nam hij zitting in de Eerste Kamer, waar hij het pacificatie-voorstel, de Schoolwet van Mackay (’89), bestreed evenals de voorstellen van Minister de Savornin Lohman in zake Kieswet en Kiestabel (1891). Na 1893 bleef K. werken als voorzitter van de in ’91 ingestelde Staatscommissie voor de regeling der administratieve rechtspraak, waarvan in ’94 het belangrijk rapport uitkwam.
2) Mr. Johannes, Nederlandsch staatsman en rechtsgeleerde, van den vorige een broederszoon, geboren 1854 te Amsterdam, overleden aldaar 1920, promoveerde te Leiden, vestigde zich als advocaat in zijn geboorteplaats, waar hij sinds 1891 gemeente-advocaat en door kennis en karakter vele jaren de trots der Nederlandsche balie was. K. vervulde jaren lang het lidmaatschap van Gedep. Staten van Noord-Holland en dat van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.