Kappler (august) - geboren te Mannheim 1815, overleden 1887, leefde van zijn 20ste tot zijn 65ste jaar in Suriname, met korte perioden tusschentijds in Europa. Begon met het verzamelen van voorwerpen uit het dieren- en plantenrijk ten verkoop bestemd, hield zich vervolgens met den houtkap en den handel met Indianen bezig, vestigde zich in 1846 voor goed aan de Marowijne, met den titel van assistentposthouder, op een stuk grond, dat hij Albina noemde. Met Würtembergers, die hij uit Duitschland gehaald had, begon K. een hout-exploitatie; deze poging tot kolonisatie is mislukt door de onderlinge verhouding en den gezondheidstoestand der kolonisten. Daarna heeft hij het landbouwbedrijf beoefend met Chineesche immigranten en handel gedreven met Fransch-Guiana; de Nederl.-Fransche expeditie naar de Lawa voor de vrijverklaring der Boninegers en de Nederl.-Fransche expeditie ter beslissing van de kwestie der grensscheiding tusschen Nederl.- en Fransch-Guiana vergezeld, uit hoofde van zijn bekendheid met de Marowijne en haar bewoners.
Na de ontdekking van goud aan deze rivier kregen K.’s zaken groote uitbreiding; het gouv. vestigde te Albina een geregeld distriktsbestuur en er kwam een verbindingsdienst met de hoofdstad tot stand. K. kreeg eervol ontslag als posthouder en verliet in 1879 de kolonie. Voor en na is hij onvermoeid bezig geweest om Suriname en zijn hulpbronnen bekend te maken en uit zijn boeken spreken een diepgaande kennis van het land en zijn bewoners. Litt.: K., Zes jaren in Suriname, 1854; Holl. Guiana, 1881 (in het Holl. vert. 1883); Surinam, 1887.
