Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Groninger richting

betekenis & definitie

Groninger richting - richting op religieus, theologisch en kerkelijk terrein, die sedert 1831 aan de hoogeschool te Groningen werd gevolgd door de theologische hoogleeraren P. Hofstede de Groot, J. G. Pareau, J. I. van Oordt. Haar geestelijke vader was de Utrechtsche hoogleeraar in de wijsbegeerte Th. W. van Heusde, die als Christen-Platonist Christendom en humaniteit trachtte te verbinden. Zij wilde geen partij of school vormen, maar enkel een richting zijn, die, tegenover het Calvinisme als schoolsch, dogmatisch, uitheemsch, een vrije, evangelische, echt Hollandsche uiting van Christendom vormde.

Zij zocht aansluiting bij de richting, die zich reeds vóór de Hervorming in de Broederschap des gemeenen levens had doen kennen, bepaaldelijk bij Wessel Gansfort en Erasmus en die later als nationale Hervorming zich bijbelsch, mild ontwikkelde, totdat zij door het Calvinisme werd verdrongen. De Gr. r. vatte den godsdienst op als zaak van leven, niet van leer, in de eerste plaats van het gemoed en het gevoel en niet van het verstand en het denken en stelde de verhouding van God en mensch voor als die van Vader en kind (niet van heer en onderdaan) en dus van opvoeding, als geleidelijke, zedelijke ontwikkeling. Zij legde nadruk op het N. Testament als bedoeling der liefde tegenover het oude als die van het recht, op het Evangelie, op den persoon van Christus vooral, dien zij als bovennatuurlijk wezen, hoezeer niet één met God, opvatte: „de Heer, niet de leer”. Vandaar dat zij weinig hechtte aan de kerkleer, zoowel als zoodanig: als formuleering van het geloofsleven, als aan den inhoud ervan.

De Gr. r. wilde niet weten van de specifiek kerkelijke, bepaaldelijk Gereformeerde leerstellingen. Tegenover de voldoening aan Gods gerechtigheid door Christus’ kruisdood stelde zij Gods vergevende liefde, tegenover de Voorbeschikking de geleidelijke openbaring van God aan de menschheid. Zij had zin voor humaniteit en was optimistisch gestemd. Zij miste het dieper zondebesef der Orthodoxie en kwam daardoor tegenover het Réveil te staan. Evenzeer ontbrak haar het wijsgeerig besef van het opkomende modernisme; vandaar haar botsing met Scholten en zijn school. De Gr.r. was vooral praktisch, gemoedelijk en sloot zich aan bij het Duitsch-Luthersche type van vroomheid, door Hofstede de Groot als het Germaansche voorgesteld. Vandaar haar zin voor het leven, de practijk van het Christendom, uit- en inwendige zending, philanthropie en onderwijs. Vandaar ook haar kerkelijk besef, haar synthetisch karakter, zoodat zij zelden polemisch optrad.

Haar academische leden gaven een serie theologische handboeken uit, Lineamenta theologiae christianae universae 1840. Reeds sedert 1837 bestond als orgaan van geestverwante predikanten en theologen het orgaan „Waarheid in liefde”. Zoo vormde zich de Groninger school en theologie. — De Gr. r. had vooral invloed in het Noorden van ons land. Zij heeft langen tijd als midden-richting, n.l. tusschen de orthodoxie en het modernisme, in het kerkelijk bestuur, m. n. in de synode, den toon aangegeven. Daarbij stond zij, wat den inhoud van haar geloof betreft, nader bij de orthodoxie dan bij het modernisme, in zoover zij het bovennatuurlijke karakter van het Christendom erkende. Maar haar kerkelijke houding was aan die der modernen verwant: verzet tegen formulier-gezag, zin voor ruim opgevatte leervrijheid. Langzamerhand is de Gr.r. in de Evangelische overgegaan en daarmede het verband met de Groninger hoogeschool losser geworden. — Zie: P. Hofstede de Groot, De Groninger Godgeleerden (1866); Vijftig jaren theologie (1872).

< >