Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Evertz

betekenis & definitie

Evertz - (Ulbe Arend), Nederl. geschiedvorscher en rechtsgeleerde, geb. 1799 te Joure, overl. in den Haag 1860, begon zijn studie te Franeker, vervolgde die te Leiden en promoveerde te Groningen, bleef wegens zwakke gezondheid slechts kort advocaat in Leeuwarden, kwam in 1823 aan de Rechtbank van Heerenveen, tot hij in ’47 Raadsheer in het prov. Gerechtshof van Friesland werd, waarop in ’49 de benoeming tot lid van den Hoogen Raad volgde. Van 1835—1850 was hij districtschoolopziener in Friesland.

Hij was een der oprichters en langen tijd voorzitter van het Prov. Friesch Genootschap, schreef opstellen in „De Vrije Fries” en „Friesche Volksalmanak” en gaf met G. H. M. Delprat een op het Rijks-Archief gevonden HS. van Sicco van Goslinga, den gedeputeerde te Velde in 1706—1709 en 1711 uit: Mémoires relatifs á la guerre de Succession de 1706-1709 et 1711 (1857); en met H. Amersfoordt: Verhaal van de verrigtingen der Jezuïeten in Friesland, door Willem van der Heyden, Lid van de orde der Jezuïeten (1842).

< >