Leeuwarden - (in het Friesch Ljouwert), gem. in Friesland, groot 1660 H.A. De Westelijke helft, die door dichtslibbing der Middelzee is ontstaan (het „Nieuwland”), bevat vruchtbare klei, de Oostelijke helft heeft meer zandigen kleigrond; beide grondsoorten worden hoofdzakelijk als bouwland gebruikt. De gem. wordt door vele kanalen doorsneden; o. a. naar ’t N. de Ee of Trekvaart naar Dokkum; naar ’t W. de Harlinger Trekvaart, en naar het O. de Potmarge, het Nieuwe Kanaal en de Vliet, welke laatste verderop de Tijnje heet. Langs deze wateren kunnen schepen tot 2 M. diepgang de stad bereiken. De gem. telt 42.000 inw. (tegen 29.000 in 1890).
Een deel van ’t dorp Huizum, dat de „Schrans” heet en met de stad feitelijk één geheel vormt, ligt in de gem. Leeuwarderadeel, maar zal vermoedelijk binnenkort bij L. worden ingelijfd. — De kern der stad L., Oud-Leeuwarden, bezat reeds in 1190 stadsrechten en was oorspronkelijk een havenstad aan de Middelzee. In 1398 begon men met de muren, enz. Den eigenlijken omvang kreeg L. eerst in 1435, toen drie nabijgelegen dorpen vereenigd werden, n.l. Oldenhove. Nijenhove, (of Oud-L.) en Hoek, zoodat L. van toen af meer als „stad” begon te gelden. Hoewel zij destijds de jongste der 11 Friesche steden was, groeide zij spoedig haar oudere zusters boven het hoofd. In 1504 verklaarde George v. Saksen L. tot hoofdstad van Fr. — L. behoort thans tot de welvarendste en fraaiste steden van Nederland. Zij bezit tal van merkwaardige gebouwen, o.a.: het Sint-Anthonie-Gasthuis.
Dit werd omstreeks 1410 gesticht en kreeg van lieverlede door allerlei schenkingen van voorname families rijke fondsen; in 1878 werd het door het tegenwoordige gebouw vervangen. — Het Nieuwe St.-Anthoniegasthuis, in prachtigen, Oudholl. renaissancestijl opgetrokken (1880). — De Kanselarij, een trotsch gebouw, eveneens in dien stijl (1561-1571). Tot 1811 zetelde er het Provinciaal Gerechtshof; sedert de restauratie (1897) bevat het de Provinciale Bibliotheek en het Oud-Archief. — Het stadhuis; in 1617 kocht de stad de Stins van Auckema voor Raadhuis aan; het werd in 1715 door een nieuw gebouw vervangen en bevat o.a. de Stedelijke Bibl. en ’t Stadsarchief. Vóór het Hof prijkt het standbeeld van graaf Willem Lodewijk („Us Heit”, d. i. onze vader), dat in 1906 onthuld is. — Het Koninklijk Paleis of het voormalige Hof der Friesche Stadhouders; sedert 1881 de woning van den Commissaris der Koningin. — Het Gouvernementsgebouw (Prov. Griffie of het „College”), oorspronkelijk een paterhuis, dat in 1570 tot paleis voor den eersten bisschop van L., n.l. Cunerus Petri, werd verheven en 10 jaar later tot Statenhuis werd ingericht, als hoedanig het 14 jaar heeft dienst gedaan. Eerst enkele jaren geleden is het gebouw weer als Prov. Griffie in gebruik genomen. Het bezit een fraaie vergaderzaal; de ramen prijken met 41 gemeentewapens in gebrand glas en op het plafond zijn 72 Friesche familie-wapens geschilderd. — Het Museum van het „Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde”, opgericht in 1825; het herbergt schatten van historische, meest Friesche voorwerpen; Hindelooper kamer, veel uit de terpen, enz. — Het Indisch Museum gevestigd in het huis, dat eens door „Maryke Meu” (de weduwe van Jan Willem Friso) bewoond werd; dit „Oud Princessenhof” werd in 1916 door de stad voor genoemd Museum aangekocht; het bevat o.a. koperwerk van Java en Sumatra, batikwerk, enz. — De Oldenhove. Oorspronkelijk was in de wijk Oldenhove de St.-Vituskerk het oudste Godsgebouw der stad.
Doch daar zij op den duur te klein werd, brak men haar af en begon men in 1529 een nieuwe kerk met toren te bouwen. Drie jaar later evenwel, toen de toren 40 M. hoog was, staakte men het werk; later werd de kerk weer afgebroken (1595), doch de onvoltooide toren bleef als „de Oldenhove” staan; hij helt zichtbaar naar het W. over en biedt op het platform een prachtig panorama. — De Groote (of Jacobijner) Kerk, oorspronkelijk de kloosterkerk van de Dominicanen, die St. Jacob tot patroon hadden. Zij is van 1480 tot 1550 gebouwd en werd in den Hervormingstijd door de Protestanten in gebruik genomen. Zij verkreeg den grafkelder der Friesche stadhouderlijke familie; boven den kelder prijkten o.a. fraaie graftomben van Graaf Willem Lodewijk en zijn gemalin. In den Franschen tijd (1797) is bijna alles vernield. Ook werd later, evenals bij de andere kerken, de toren afgebroken (1831) en door een klokkenhuis vervangen. De Prinsentuin, met fraai geboomte, muziektenten, vijver, vogelhuis, enz., in 1648 ter herinnering aan den vrede, door Willem Frederik aangelegd.
Het is thans een volkstuin. — L. is de grootste marktplaats van Friesland. Naar alle windstreken heeft het verkeerswegen (vaarten, straat- en spoorwegen en tramlijnen). De omzet is aanzienlijk. Vóór den oorlog (1913) verhandelde het o. a. 265.000 stuks runderen, schapen en varkens (150.000 in 1918); 200.000 K.G. boter (80.000 K.G. in 1918), die naar het buitenland gaat; 1.8 mill. K.G. kaas (0.9 mill. in 1918); voor ƒ 600.000 eieren (ƒ 1.100.000 in 1917 en ƒ 413.000 in 1918; er is een afd. van de V.P.N.). Verder zijn nog belangrijke artikelen: groenten, fruit, lijn- en koolzaad, cichoreiwortels, aardappelen, vlas en wol. — Ook bloeit L. door velerlei nijverheid; zoo vond men er in 1918 o. a.: 1 aardewerkfabr.; 2 confectiefabr.; 2 cichoreifabr.; 4 meelfabr.; 1 schoenenfabr.; vele sigarenfabr.; 2 tabaksfabr.; 6 steenfabr.; 1 stroopfabr.; 2 zuivelfabr.; 2 melkpoederfabr.; 15 goud- en zilversmederijen; 1 groentendrogerij; 2 houtzaagmolens, 4 oliemolens; 3 scheepswerven, 2 stoomtimmerfabr.; 1 zeepziederij; enz. Verder verzendt L. de producten van 40 Coöp. Zuivelfabr. uit de omstreken.