Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Evertsen

betekenis & definitie

Evertsen - een geslacht van beroemde Zeeuwsche zeehelden, voornamelijk uit de 17de eeuw. De voornaamste leden zijn: Johan (1600—1666), oudste zoon van den scheepskapitein Johan Evertsen (overl. 1617). Reeds in 1639 bij den zeeslag van Duins commandeerde hij een der eskaders als Vice-admiraal van Zeeland en oogstte hij veel roem in door het vernietigen van een der grootste vijandelijke schepen. In denzelfden rang streed hij gedurende den Eersten Engelschen Oorlog (1652—54) en in de jaren 1659—60 tegen Zweden.

In 1664 werd hij Luitenant-admiraal van Zeeland en nam deel aan den ongelukkigen slag bij Lowestof in 1665. De nederlaag werd aan hem geweten; hij wist zich evenwel afdoende te rechtvaardigen, doch nam toch zijn ontslag uit ’s lands dienst. Na den 4-daagschen zeeslag (1666), toen zijn broeder Cornelis gesneuveld was, trad hij weer in dienst en sneuvelde in dat zelfde jaar in den slag bij Nieuwpoort (14 Aug. 1666). — Cornelis (1610—66), broeder van den voorgaande. Na een roemrijke loopbaan tegen de Duinkerker- en Barbarijsche zeeroovers, tegen de Spanjaarden en de Engelschen, werd hij na den oorlog van 1652 —54 bevorderd tot Schoutbij-Nacht, in 1664 tot vice-admiraal en in 1665 in plaats van zijn broeder (zie boven) tot Luitenant-admiraal van Zeeland. Zooals reeds opgemerkt, sneuvelde hij in den 4-daagschen zeeslag in 1666. Beide broeders zijn in Middelburg begraven en hebben een gemeenschappelijk grafmonument (van Rombout Verhuist), aanvankelijk in de Oude kerk, doch in 1818 overgebracht naar de Nieuwe kerk. — Nog drie andere broeders van beiden hebben zich naam gemaakt, doch dezen zijn jong gesneuveld, nl. Evert (1603 — 25), Pieler (1606 — 25) en Geleyn (1607—27). — Cornelis E. de Jonge (1628 — 79), zoon van Johan (zie boven) was in 1652 reeds kapitein van éen oorlogsschip. Als Vice-admiraal nam hij deel aan den tocht naar Chattam (1667), terwijl hij in den oorlog tegen Engeland (1672—74) en tegen Frankrijk (1672—78) de Zeeuwsche schepen commandeerde.

Hij stierf aan wal. — Cornelis de Jongste (1642—1706), zoon van Cornelis, de oude (zie boven). Van 1665 af nam hij als officier aan de zeeoorlogen van de Republiek deel, na 1679 als Vice-admiraal van Zeeland. In 1688 commandeerde hij de voorhoede van de vloot, die het leger van Willem III naar Engeland overbracht en in de volgende jaren streed hij met de Engelschen samen tegen Frankrijk. In 1690 werd hij bij Bevesier door den Engelschen Admiraal Torrington in den steek gelaten, leed daardoor een nederlaag, doch hij slaagde er in de vloot te redden. Om zijn opvliegend karakter noemden de matrozen hem Keesje den Duivel.

Zijn lijk is in het praalgraf van zijn vader en oom bijgezet. Andere leden van dit geslacht, die bijna allen ter zee gediend hebben, waren Evert, Carel, Celeyn en Herman, eveneens zoons van Cornelis Evertsen den Oude. Verder Johan E. de Jonge (zoon van Luit. admiraal Johan E.), zijn kleinzoon Johan Willem E. en diens zoon Johan, Heer van Lodyke. Het geheele geslacht stierf in 1818 uit met Cornelis Cromstrien E.

< >