Enschede - gemeente in Overijsel, aan alle zijden omgeven door de gemeente Lonneker, bevat niets dan de stad E., die op een vlakken, hoogen zandgrond ligt, 43 M. boven A. P. Uitgestrektheid: 682 H.A. De stad E. ligt 6 K.M. van de Pruisische grens; telde in 1822: 2716, in 1850: 3778 in 1873: 5276, op 1 Jan. 1880: 5449, op 1 Jan. 1901: 25.709 inw., op 1 Jan. 1916: 39.275 inw. en is thans een der voornaamste fabriekssteden van Nederland, centrum der textiel-nijverheid van Twente. Sinds den grooten brand van 7 Mei 1862, die op een 140-tal huizen na de geheele stad in de asch legde, verrees een geheel nieuw E., fraaier doch geheel volgens denzelfden plattegrond gebouwd. De drukste punten zijn de Markt en de Langestraat; de fabrieksarbeiders wonen voor een goed deel in de dichtbevolkte wijken de Krim, Sebastopol en Mexico. In de laatste jaren heeft men op groote schaal met rijkssubsidie moderne arbeiderswoningen gebouwd.
Er zijn een aantal kerken van allerlei gezindten, waaronder de Herv. kerk met zwaren toren, beide van Bentheimer steenblokken opgetrokken, en bij den ramp van 1862 inwendig geheel uitgebrand; een Nederl. school voor nijverheid en handel, middelb. onderwijs gesplitst in eene H.B.S. met 5 j. cursus, eene middelb. Handelsschool met 2 j. cursus en eene Textielschool met 3 j. cursus. E. is sinds 1 Juli 1866, datum van opening van de lijn naar Hengelo, met het spoorwegnet verbonden en ligt nu aan een kruispunt van spoorwegen. Oorspronkelijk bestond het bijna uitsluitend van landbouw en doorvoerhandel op Munster; omstreeks het midden der 18de eeuw begonnen twee zijner poorters, Herman en Jan van Lochem, een fabriek van bombazijnen en reeds ten tijde van het koninkrijk Holland maakte het weven van gekeperde en ongekeperde bombazijnen, diemet, katoen, baai en kalamink het hoofdbedrijf der bevolking uit; nadat het fabriekswezen na de afscheiding van België nog een belangrijke uitbreiding had ondergaan en in 1836 de Enschedesche katoen-spinnerij was opgericht, ontwikkelde zich te dezer plaatse gedurende het verder gedeelte der 19de eeuw een moderne groot-industrie. In 1916 waren er 10 katoenspinnerijen met ruim 413.000 spillen; de grootste is die van Van Heek & Co. Verder 16 katoenweverijen (waar van de zelfgesponnen en overigens uit Engeland ingevoerde garens katoenen goederen worden geweven), met ruim 13.000 weefgetouwen; de grootste daarvan is ook van Van Heek & Co., en bovendien nog bijna 100 kleinere fabrieken of werkplaatsen, waar stoomwerktuigen worden gebezigd. O.a. een groote fabriek van linnen boorden, de eerste en eenige in Nederland.
Van de geheele bevolking waren einde 1914 ± 11.000 arbeiders (mannen en vrouwen) in de katoenindustrie werkzaam, in 1914 werd aan arbeidsloon uitbetaald ƒ 4.904.000. — Het voornaamste afzetgebied voor katoen is Nederl.-Indië. Behalve katoenen weefsels en goederen van allerlei aard, zoowel duurdere als uiterst goedkoope soorten, worden te E. van den afval, enz. ook groote hoeveelheden poetskatoen en schietkatoen gefabriceerd. E. is de zetel en bakermat der Twentsche Bankvereeniging B. W. Blijdenstein en Co., opgericht in 1858. Onder de talrijke sociale instellingen zijn te noemen: „de Fabriekschool” (particuliere instelling der Fabrikantenvereniging), „Het Zieken en Pensioenfonds voor E. en Lonneker” met ruim 5000 leden, de overdekte Zwem- en Badinrichting, opgericht in 1892 door de firma van Heek & Co.; een uitstekend ingerichte en beheerde Volksbibliotheek; Museum van de Vereeniging „Oudheidkamer Twente”. De stichting „Het Volkspark”, groot ± 20 H.A., werd in 1874 door Hendrik Jan van Heek ten nutte van E. en Lonn. opgericht en aan die gemeenten geschonken. — E., waarvan voor het eerst in 1118 melding wordt gemaakt, kreeg in 1325 van bisschop Jan van Diest stadsrechten. De stad werd in Sept. 1665 en in Juni 1672 door de Munsterschen overmeesterd en geplunderd; tot 1862 was E. door een smalle gracht omgeven, die in genoemd jaar bij den grooten brand gedempt werd.