Enschedé (drukkerij) - een sinds een paar eeuwen te Haarlem gevestigd geslacht, waaruit nog meer dan de vroegere Elseviers alom bekende boekdrukkers zijn voortgekomen, wier geschiedenis niet alleen de geschiedenis der Nederl. lettergieterij der laatste 175 jaar, maar ook die der Haarlemsche Courant (zie ald.) en de ontwikkeling van den boek- en plaatdruk omvat. De stichter van de zaak was Izaak Enschedé (1681-1761), wiens eenige zoon Johannes op 26-jarigen leeftijd (1734) deelgenoot in de boekdrukkerij werd, waaraan in 1743 een lettergieterij, die later wereldvermaard zou worden, is toegevoegd. Deze Johannes schiep in 1774 de firma „Johannes Enschedé en Zonen”. Van dezen eersten boekdrukker Johannes stammen in rechte lijn 5 Johannessen af, die — allen te Leiden gepromoveerd in de rechten — achtereenvolgen stot den huidigen dag als lid der firma werkzaam waren en met twee andere Enschedé’s — ’t zij broers of neven — hunne zaak, bestaande uit 3 afdelingen: drukkerij, lettergieterij en de Haarlemsche Courant (een 4e afdeeling, de boekwinkel, was er slechts van 1728 tot 1767 aan verbonden) dreven, ieder een afdeeling voor zijne rekening nemende en daarin veelal geholpen door jongere familieleden.
Bijna ongestoord voerden zij de familiezaak tot hooger bloei, niet alleendoor hunne wetenschappelijke vorming, grondige vakkennis en voorname relaties, maar ook door het kiezen van hoogst bekwame werkkrachten, zooals de stempelsnijders Fleischman, die den plaatdruk voor notenschrift door boekdruk verving, en Hübner, die matrijzen voor Javaansch en Japansch schrift leverde. In de laatste 100 jaar was gedurig uitbreiding der inrichting dringend noodig; in de 1e helft door de toepassing van de stereotypage, welke geheime kunst in 1816 van een Engelschen drukker werd aangekocht voor de geregelde oplagen van bijbels en psalmenbundels, door het aanschaffen van snelpersen (reeds in 1827), door het invoeren van gietmachines (1846) en van de werktuigen van galvanoplastiek ten behoeve vooral van de vervaardiging van bankbiljetten (1846); — in de 2e helft door het inrichten van een atelier voor houtgravures (1890) en door de invoering van nieuwe procédé’s voor de illustratiekunst (zincographie, drie- en vierkleurendruk). Terwijl in de zaak in 1818 een personeel van 32 werklieden was, bedroeg dit in 41: 54 in 93: 300 en klom het thans boven de 600. Als uitgevers werkte de firma slechts zelden: zij voert alleen opdrachten uit van particulieren, van uitgevers, van besturen en regeeringen; slechts bij uitzondering gaf ze uit; n l. het merkwaardige „Keurboek van Haarlem” (1887); het „Gedenkschrift 1743-1893” (1893, niet in den handel); terwijl zij sinds 1737 de Haarlemsche Courant uitgeeft. Als drukker is zij belast met het vervaardigen van postzegels voor Nederland en zijne Overzeesche bezittingen, voor Luxemburg alsmede (sinds 1892) voor Perzië en verder van bank- en effecten-papier.
Van de voornaamste leden der firma volgen hier eenige nadere bijzonderheden:
1) Izaak E., geb. te Haarlem 1681, overl. aldaar 1761, de 5e zoon van Johannes Enscheda, geb. te Groningen 1642, overl. te Haarlem 1706, die in 1672 als horlogemaker naar Haarlem kwam en hier den naam Enschedé aannam. Begonnen als 16-jarige leerlingzetter bij de Wed. G. Casteleyn in de „Blijde Druck” op de Haarlemsche Groote Markt, waar de in 1656 opgerichte „Haarlemsche Courant” werd gedrukt, zag I. zich in 1703 als broeder-drukker in ’t gild „geadmitteerd”, drukte o.a. in 1713 de „Psalmen Davids” ten gebruike bij de Doopsgez. Gemeente te Haarlem, zat van 1726-57 in het College van hoofden van het gild, verbond in 1728 aan de drukkerij een boekwinkel en in 1743 de lettergieterij, overgenomen van H. F. Wetstein in Amsterdam. In 1737 was I. met zijn zoon Johannes door de vroedschap als Stadsdrukker en Courantier der Stad aangesteld. Den 21 Juni 1903 werd door de firma de dag, dat vóór 200 jaar de stichter van hare zaak „geadmitteerd” was, feestelijk herdacht, o.a. door eene hoogst belangrijke tentoonstelling van alles, wat op het bedrijf en de geschiedenis der firma betrekking heeft.
2) Johannes E. (1718-’80), de eenige zoon van Izaak, wien hij van jongsaf ter zijde stond en hielp door zijne veelzijdige bekwaamheid en buitengewone werkkracht, om vooral de letter-gieterij (Fleischman) groote uitbreiding en een roemrijken naam te geven. Hij beoefende de kunst van houtgraveeren, redigeerde soms alleen de courant, en legde als bewonderaar en verdediger van Coster een boekerij aan, waarin tal van incunabelen en oude drukken. Ook had hij eene rijke verzameling schilderijen en teekeningen. Jaren lang was hij deken van het gild en wijdde bovendien zijn zorg als regent aan het St. Elisabethsgasthuis en als bestuurslid aan Teylers Stichting. Toen hij in 1777 zijne 2 oudste zonen Mr. Johannes (1750-’99) en Jacobus (1753-’83) in de zaak opnam, vestigde hij de firma Johannes Enschede en Zonen.
3) Mr. Dr. Johannes E. (1750-’99) werd in 1771 tegelijk met zijn broeder Jacobus als gildebroeder ingeschreven, deed weinig aan de rechtspractijk, daar ook hij aan stedelijke en particuliere betrekkingen den tijd schonk, die hem overbleef van zijn uitgebreid bedrijf, waarin hij de uitgave van de Haarl. Cour. uitsluitend beheerde. Als kenner der oude letteren verrijkte hij zijns vaders bibliotheek met classieke schrijvers. In zijn studententijd had hij reeds een werkzaam aandeel genomen in de vervaardiging van den catalogus der Haarlemsche Stadsbibliotheek.
4) Mr. Johannes E. (1785-1866), oudste zoon van den vorige, kwam reeds op zijn 20e jaar in de zaak, werd na den dood zijner moeder de firmant, die zich vooral wijdde aan zijn lievelingswerk, de Haarl. Cour., waarbij hem steunde zijn neef Mr. Jan Justus (1807-’87). Der familie-traditie getrouw, bewees hij ook stad en land vele diensten: in 1813 was hij Maire; van 1824-’52 lid van den Haarl. Raad; van 1842-’48 lid van de 2e Kamer en van 1827-’66 auditeur-militair. In 1825 ontving hij de ridderorde van den Ned. Leeuw.
5) Mr. Adriaan Justus E. (1829-’96), een oomzegger van den vorige, werd in 1852 firmant en stond aan ’t hoofd der drukkerij. Van 1874 tot zijn dood was hij bibliothecaris der stad en tevens archivaris. Hij verzorgde in 1887 de uitgave van het „Keurboek van Haarlem”, gedrukt met de oudste typen in ’t bezit der firma, te beginnen met die van tusschen 1470 en ’80. Sinds ’87 was zijn zoon Mr. Hendrik Jacob Dionysius Dursellen E. (geb. 1860) hem behulpzaam in 't beheer der drukkerij. Na zijn dood ging de algemeene leiding over op zijn neef.
6) Mr. Johannes E. (1851-1911), kleinzoon van Mr. Johannes (sub 4). Hij was in 1878 zijn vader Mr. Johannes (1811-’78) als firmant opgevolgd.
Door het ontwerpen en construeeren van nieuwe werktuigen, door ’t oprichten van een chemisch laboratorium was hij een groot „bevorderaar” der aloude zaak, terwijl hij, hoogst kundig en werkzaam, als Voorzitter van de Mij. van Nijverheid en van de Kamer van Koophandel in Haarlem zeer gewaardeerd was. In „de Economist” verschenen meermalen artikelen van zijne hand. Zijn zoon Mr. Johannes E. (geb. 1879) volgde hem als firmant op.
7) Mr. Charles E. (geb. 1855), broeder van den vorige, hielp dezen en hun neef Mr. Adriaan Justus (sub 5) — bij wiens dood zijn zoon Mr. H. J. D. D. Enschedé (geb. 1860) als 3e firmant opvolgde — om de zaak der voorvaderen in hooge eere te houden. Hij besteedde voornamelijk zijn werkkracht aan de lettergieterij. Voor Coster als uitvinder pleitte hij in zijn Technisch onderzoek naar de uitvinding van de boekdrukkunst (1901) en Laurens Jansz. Coster, de uitvinder van de boekdrukkunst (vervolg op ’t vorige, 1904), terwijl hij de luisterrijke geschiedenis der zaak, den trots der familie, op waardige wijze eerde in zijn Gedenkschrift 1743-1893 (1893, niet in den handel) en in zijn Fonderie de Caractères et leur matériel dans les Pays-Bas du XVe au XlXe siècle, notice historique.