Echinococcus - de blaasworm van Taenia echinococcus, die in den darm van den hond leeft. De infectie met E. vindt plaats, doordat eieren van T. echinococcus, in de maag van den tusschengastheer geraken. De uit deze eieren zich ontwikkelende oncosphaeren doorboren den darmwand en nestelen zich vooral in de lever. Hier groeien zij langzaam en gaan zij over in blazen; aan de binnenzijde van deze ontwikkelen zich broedhulsels, waarin door instulping lintwormkoppen van T. echinococcus ontstaan en wel meerdere in iedere instulping.
Na verscheidene maanden is de E. uitgegroeid tot een blaas van 20 m.M. doorsnede, waarin zich talrijke broedhulsels, ieder met een aantal koppen, bevinden en gevuld met vocht. Naast dezen normalen vorm, die vooral in de lever, maar ook in andere organen voorkomt bij runderen, paarden, varkens en andere zoogdieren, kunnen ook afwijkende vormen voorkomen. Zoo kan hij ook gevonden worden bij den mensch, waar hij een veel grootere gedaante aanneemt en de bijzonderheid vertoont, dat in de groote blaas een aantal dochterblazen ontstaan, welke dan de broedhulsels in haar inwendige ontwikkelen. Door de grootere afmetingen — doorsnede niet zelden eenige d.M. — en door het feit, dat bij den mensch de E. blazen op zeer verschillende plaatsen van de borst- en buikingewanden — hoewel meestal in de lever —, maar ook elders, b.v. in de hersenen kunnen voorkomen, is het hierdoor tevoorschijn geroepen ziektebeeld zeer dikwijls hoogst ernstig en is operatief ingrijpen noodzakelijk. De infectie geschiedt zeer gemakkelijk; de eieren van Taenia echinococcus komen met de proglottiden uit de anaalopening van den honden kleven aan de haren vast; de hond zal hen door likken aan de tong brengen en door intiemen omgang met honden (likken!) kunnen zij gemakkelijk in den mensch geraken. Voorbehoedmiddel is dus: vermijden van intiemen omgang met honden en beletten, dat deze met E. blazen besmette organen, b.v. besmette levers van het slachtvee te eten krijgen, waardoor zij broedhulsels met lintwormkoppen in den darm krijgen, uit welke zich de lintwormen dan ontwikkelen. — Bij runderen komt op sommige plaatsen van Duitschland deze ziekte zeer veelvuldig voor — tot 60%; bij menschen is zij zeldzamer, maar toch algemeen verbreid in landen, waar de bewoners veel samenleven met honden, het meest b.v. op IJsland. Maar overal is zij waargenomen en soms in niet gering aantal; in ons land komen ook geregeld gevallen voor.