Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dussek (johann ladislaus)

betekenis & definitie

Dussek (johann ladislaus) - pianist en componist van beteekenis; geboren 1760 te Tschaslan in Bohemen, overleden Mrt. 1812 te St. Germain en Laye bij Parijs. D. werd opgevoed in het Jezuïeten-gesticht te Iglan en studeerde theologie te Praag; daarnevens echter zoo ijverig muziek, dat Graaf Münner, zijn beschermer, hem eene plaats als organist te Mechelen bezorgde; vandaar ging hij in gelijke betrekking naar Bergen op Zoom, en vervolgens naar Amsterdam; eindelijk kwam hij als opvoeder van de zonen van den Stadhouder te ’s-Gravenhage. D. voerde verder een avontuurlijk, zwervend leven: bezocht eerst Ph.

Em. Bach te Hamburg, trad als virtuoos op de piano zoowel als op de glasharmonica in Berlijn en Petersburg op; vertoefde twee jaar bij den vorst Radziwill in Lithauen. 1786 zien wij hem bij Marie Antoinette te Parijs; daarna in Italië, weder te Parijs, en eindelijk — gevlucht voor de revolutie — te Londen, waar hij in het huwelijk trad en met zijn schoonvader Corri, 1792, een muziek-uitgeverszaak stichtte. Deze ging failliet en D. verloor niet alleen zijn gansche vermogen, maar raakte bovendien diep in schulden. Dienstengevolge moest hij vluchten. Te Hamburg ontmoette hij eene hooggeplaatste, adellijke dame, met wie hij eene liefdesbetrekking aanging.

Twee jaren bleef hij bij haar op haar slot aan de Deensche grenzen. Later vinden wij hem nog in ’t gevolg van prins Louis Ferdinand van Pruisen, en eindelijk in 1808 bij den vorst Talleyrand te Parijs. D. was een der eersten, die de piano wisten te doen „zingen”; zijn volle toon en warme voordracht worden geroemd. Zijne talrijke composities, waarvan enkele nog levenskracht bezitten, en die vooral voor het onderwijs van beteekenis zijn, verdienen eene plaats naast die van Clementi en Cramer.

< >