Clouet - (Jean, of Janet en François), Fransche schilders, vader en zoon. Jean (gest. 1540) kwam vóór 1516 uit het buitenland, vermoedelijk uit Vlaanderen, naar Frankrijk, waar hij in dat jaar in Tours verblijf hield als hofschilder der van koning Frans I. Sedert 1529 woonde hij in Parijs. Hij genoot een jaargeld eerst van 180, later van 240 „livres” en schilderde voornamelijk portretten. Godsdienstige voorstellingen van zijn hand worden slechts enkele vermeld. — Van Jean C. is geen geteekend stuk bewaard, maar met zeer groote waarschijnlijkheid mag aangenomen worden, dat een reeks van ongeveer 130 teekeningen, die blijkbaar als grondslag moesten dienen voor portretten in olieverf, den koning, zijne familie en andere rijksgrooten voorstellen en voor het meerendeel in het museum te Chantilly berusten, van zijn hand zijn.
Is dit het geval, dan vervaardigde Jean C. ook eenige portretten in olieverf van den koning (Louvre en Florence), zijn familie en een enkelen onbekende, waarvan teekeningen in de genoemde reeks voorkomen en een negental miniatuur portretten in een handschrift der Bibliothèque Nationale. — Al deze werken verraden den navolger der Vlamingen en Nederlanders, van Jan Gossaert van Mabuse, Barent van Orley, enz. Het scheppingsvermogen van Jean C. is niet groot, alleen als portretteekenaar is hij voortreflijk en uiterst nauwkeurig; zijn schilderijen daarentegen zien er uit als gekleurde teekeningen, de verf ligt er vlak, dun en koud als een ijslaag op. — François, de zoon van Jean C., werd in 1522 te Tours geboren en stierf in 1572 te Parijs. Hij volgde zijn vader als hofschilder op bij de koningen Hendrik II, Frans II en Karel IX, stond steeds in hoog aanzien en verkeerde met geleerden en dichters, die zijn lof zongen Pasquier in proza, Ronsard en anderen in poëzie. Evenals van zijn vader bestaat van François C. een geheele reeks met krijt geteekende de portretten (de meeste in het Cabinet des gravures in de Bibliothèque Nationale te Parijs [niet die uit de verzameling Lécurieux!] Deze en twee door hem geteekende schilderijen (Louvre en verzameling Cook te Richmond) maken het mogelijk ook andere vorstenportretten aan F. C toe te schrijven. — Als teekenaar evenaarde François zijn vader niet, maar als schilder overtrof hij hem vooral doordat, ofschoon ook zijn schildering te vlak blijft, hij meer diepte wist te geven aan de gelaatstrekken zijner personen. Soms is in hem de invloed van Holbein, de Venetianen en Primaticcio merkbaar. — François C. schijnt de eerste kunstenaar geweest te zijn, die soms zijn krijtteekeningen volkomen afwerkte en voor omlijsting gereed maakte, ze dus niet meer uitsluitend als basis voor schilderijen beschouwde. Litteratuur: ThiemeBecker’s Allgem. Künstlerlexikon VII 117-120;
L. Hourticq, France (Ars Una), 1914, 171-172.