Bora (wind) - Bora, is een koude, anticyclonale valwind, die aan steile kusten voorkomt, wanneer op het hoogplateau groote koude en op de zee hooge temperaturen heerschen. Het meest bekend is de B., aan de kusten van Istrië en Dalmatië, te Triëst en Fiume, waar ze als een N. Oostelijke of O. N. Oostelijke wind waait. Minder bekend, doch niet minder hevig, is de B. te Noworossiisk, een Russ. haven aan de N. O.-kust van de Zwarte Zee, waar de topograf. gesteldheid der kust overeenkomt met die van de Oostkust der Adriatische Zee, waar eveneens een kaal kustgebergte van 500-600 M. hoogte een in den winter zeer koud achterland van de warme zee afsluit. De B. waait langs de kust en langs de kuststrook mee zeer hevige stooten (reboli), doch is niet ver in zee en evenmin achter den bergkam te merken.
Haar optreden gaat gepaard met een typische wolkenvorming, die men ook bij Föhnwind* steeds opmerkt. De wolken blijven kleven aan de bergkammen, slechts enkele wolkflarden scheuren van tijd tot tijd af, drijven met den wind mee, doch lossen spoedig op. De B. is koud en droog en brengt slechts zelden regen. Aan de Adriat. Zee daalt bij B. de temperatuur zelden onder het vriespunt, te Noworossiisk, waar het achterland veel kouder is, brengt ze zeer lage temperaturen. Het door haar opgejaagde zeewater overtrekt daar alles op de schepen met dikke ijskorsten. De enkele windstooten bereiken bij B. sterkten van meer dan 50 en 60 M. per seconde; de kracht van den wind is voldoende om spoorwagens omver te werpen. De B.-stooten verstuiven het zeewater op de kammen der door haar opgejaagde golven, zoodat zich boven de zee een eigenaardige nevel, een wolk van waterstof vormt (fumarea).
De B. ontstaat wanneer in het achterland de luchtdruk stijgt en zich daar een barometr. maximum vormt, terwijl boven de warmere zee een luchtdrukminimum ligt. De nieuwste onderzoekingen over de hoogte, waartoe de B. reikt, hebben aangetoond, dat ze alleen in de onderste atmosfeerlagen haar eigenaardig karakter vertoont en meest op 1000 M. hoogte belangrijk verzwakt is. De bovenwind* waait dikwijls uit geheel andere richting. Bij linksdraaiïng van den bovenwind is de B. nu eens niet hooger dan 700 tot 900 M. bemerkbaar, dan weer blijft de B. richting bestaan tot hoogten tusschen 1400 en 3600 M. Bij rechtsdraaiïng van den bovenwind reikt de B. meest slechts tot kleine hoogten, die tusschen 200 en 900 M. liggen. In beide gevallen is de gemiddelde windsnelheid op 1000 M. hoogte de helft van die aan den grond. Verandert de bovenwind niet van richting, dan neemt men toch de typische windverzwakking op geringe hoogte waar en is de windsterkte op 4500 M. eerst weer gelijk aan die op zeeniveau.