Fiume - 1) of Modrus-F., komitaat van Kroatië-Slavonië, groot 4880 K.M2. Bijna het geheele landschap behoort tot den Kroatischen Karst, het N. deel van het Dinarische-gebergte. Hoogste deel: de Kapela-rug (tot 1533 M.). Voor het grootste gedeelte bestaat dit gebied uit kalksteen. Breede ketens, waarvan de hoogere deelen verkarste steenwoestenijen zijn; maar ook vindt men beschutte, zeer vruchtbare komdalen en ook de kust is rijk begroeid.
De ± 230.000 bewoners, voor verreweg het grootste deel Slavische Kroaten, leven op de hoogvlakte van veeteelt (vooral schapen en geiten), in de dalen en aan de kust van land- en tuinbouw. Ook zuidvruchten worden verbouwd. Hoofdplaats is Ogulin.
2) (Duitsch St.-Veit in Flaum), stad voorheen behoorende tot Hongarije, ± 50.000 inw. Het was de eenige belangrijke, door de regeering sterk geprotegeerde, zeehaven van het koninkrijk. Het ligt aan de monding der Reicna (Fiumare), in de golf van F., d. w. z. het N. deel van de Quarnero en aan den uitgang van een lager gedeelte van het Karst-plateau, waardoor gemakkelijk verkeer met het achterland mogelijk is. Door deze laagte gaan de „Luise-strasse” naar Karlstadt en de spoorweg via Agram naar Buda-Pest. Andere lijnen verbinden de stad met Laibach, Pola en Triëst. F. bestaat uit een oudere kern en een veel grooter nieuw gedeelte. Onder de belangrijke gebouwen munten eenige kerken uit, n.l. de oude domkerk, de in Italiaanschen barokstijl gebouwde Jesuïetenkerk St.-Vitus, enz. Ook vindt men er Romeinsche overblijfsels, o. a. een triumfboog.
Boven de stad ligt het oude slot der Frangipani (Tersatto) met een verzameling Rom. oudheden, en in de buurt daarvan de bedevaartskerk Madonna di Tersatto. De havenwerken bestaan in hoofdzaak uit den Porto nuovo, door een 1 K.M. langen pier beschermd, den Porto Canale Fiumare (voor kleinere schepen) en de petroleumhaven. In 1912 werd de haven bezocht door 16.513 schepen, metende 3.184.624 ton; hiervan waren 7.274 passagiersschepen (van 619.959 ton). De stad voerde vooral de landbouw- en veeteelt-producten van Hongarije uit. Daarenboven is er een vrij aanzienlijke industrie. Tabaks- en papierfabrieken, verder machineindustrie (o. a. torpedo’s), scheepsbouw, zeilmakerij, enz. Ook de visscherij is belangrijk. Er is een marine-academie, een kweekschool voor de zeevaart en een handelshoogeschool.
Nederl. consulaat. — F. is het Romeinsche Tarsatica; in de Middeleeuwen behoorde het achtereenvolgens aan verschillende dynastieën, o. a. aan de Frangipani. In 1471 kocht Keizer Frederik III het voor het Oostenrijksche Huis aan. In 1719 werd het door Karel VI tot een vrijhaven verheven. Maria Theresia schonk het in 1779 aan Hongarije. De regeering plaatste het in 1870 als vrijhaven en autonome stad onmiddellijk onder het centrale Hongaarsche gezag. Nu (1919) is er kwestie over het bezit van F. tusschen Italië en Servië.