Berbers - Onder dezen naam worden de Hamieti sche stammen samengevat, die het grootste deel van N.-Afrika (ten N. van Senegal en Niger en ten W. v. d. Nijl) bewonen en die, hoewel zij reeds zeer lang onder den invloed hebben gestaan van de, eveneens over dit geheele gebied verspreid voor komende Arabieren, toch soms hun oorspronkelijk type bewaard hebben. Een afwijkend type vertoo nen echter de blauwoogige, blonde B. met blanke gelaatskleur, die hier en daar schijnen voor te ko men, maar die overigens nog weinig bestudeerd zijn. In de oudheid werd deze algemeene naam niet ge bruikt, maar de door de klassieke schrijvers genoem de Garamanten, Numidiërs, Getuliërs en Mauriërs (Mooren) behoorden alle tot de B. De B. zijn namelijk een Nomadenvolk, evenals de Arabieren, in tal van stammen verdeeld en hebben nooit een eenig volk met een eigen staatsinrichting gevormd. Daarom zijn zij van ouds steeds door andere volken overheerd, eerst door de Carthagers, toen door de Romeinen, de Byzantijnen, de Arabieren en eindelijk door de Franschen, al was deze overheersching dikwijls eene nominale. Daarom treden in de geschiedenis ook steeds weer andere stammen op den voorgrond, aan wie het dan soms gelukt, onder de leiding van een energiek aanvoerder, tijdelijk een machtig rijk te stichten.
Zoo de Numidiërs onder Masinissa in de Oudheid, zoo de Ketama, de Sanhadja, de Lem toena, de Masmoeda, enz. in de Middeleeuwen, waaruit de dynastieën der Fatimiden, der Almo raviden en Almohaden voortkwamen, om van andere kleinere te zwijgen. Al deze dynastieën droegen echter geen uitsluitend Berbersch, maar evenzeer een Arabisch karakter, want geen volk heeft op de Berbers een zoo machtigen invloed gehad als de Arabieren. Niet alleen zijn zij door hen tot den Islam bekeerd, maar zij hebben dikwijls ook de Arabische taal overgenomen en zich door huwelijken zoozeer met de talrijke in hun midden levende Arabieren vermengd, dat men ternauwer nood een onderscheid tusschen beide kan bespeu ren. Toch hebben enkele stammen nog hun oor spronkelijken aard en hunne taal bewaard; zoo de Toearegs in de Sahara en verschillende stam men in Marokko en hier en daar in Tripoli, Tunis en Algerië. In laatstgenoemd land duidt men hen meestal aan met den Arab. naam Kabilen (stam men), waarnaast natuurlijk bijzondere stamnamen voorkomen ; in Marokko spreekt men van Berabers, Sjilha (Schilluh), enz.
De naam Amazirgh (vrij man) duidt thans geen bijzonderen stam meer aan, maar wordt door verschillende B.stammen, zoowel in Marokko als elders, als algemeene volksnaam ge bruikt, gelijk dan ook de Berbersche taal Tama zirght heet. Deze taal behoort tot de Hamietische of Koesjietische groep en omvat een groot aantal dialekten. De geschreven litteratuur staat zeer onder Arab. invloed, maar Europeesche geleerden hebben groote verzamelingen van volksvertellingen, gedichten, raadsels, adatregels, enz. uit den mond der inboorlingen opgevangen en te boek gesteld, natuurl. evenzeer in verschillende dialecten. Lit teratuur: Letoumeux et Hanoteau, La Kabylie et les coutumes kabyles, 2e ed. 1893; E. Carette, Recherches sur l’origine et les migrations des prin cipales tribus de l’Afrique septentrion, et particu lièrement de l’Algérie 1853; Quedenfeldt, Eintei lung und Verbreitung der Berberbevôlkerung in Marokko (Zeitschr. Ethnol.) 1888—1889; Duvey rier, Les Touareg du Nord 1864; ibn Khaldoun, Histoire des Berbères etc., Alger. 1852—1856; Foumel, Les Berbers, Paris 1877—1881; — Taal en Litteratuur: R. Basset, Etude sur les dialectes berbères, Paris 1894; Dez., Manuel de langue kaby le etc. 1887 ; Belkassem b. Sedira, Cours de langue kabyle, gramm. et versions, Alger 1887; Hanoteau, Essai de grammaire kabyle 2e ed., Alger 1900; Destaing, Manuel de berbère marocain 1914; Stum me, Handbuch des Schilhischen von Tazerwalt, Leipzig 1899; Venture de Paradis, Dictionnaire français-berbère 1844; Motylinski, Grammaire et dictionnaire français touareg 1908; R. Basset, Con tes populaires berbères 1887 ; Dez., Nouveaux con tes berb. 1897; Mouliéras, Légendes et contes mer veilleux de la grande Kabylie 1893—1898, enz.