Berberis - plantengeslacht der Berberidaceeën, met ± 160 soorten op het Noordelijk Halfrond en in de Andes. Het zijn heesters met enkelvoudige bladeren en bladdorens. De bloemen komen te voorschijn uit korte bebladerde loten aan den hoofdtak; ze zijn 6-tallig en hebben 6 meeldraden, die met klepjes openspringen, en bij aanraking zich naar het vruchtbeginsel toebuigen. De meest bekende soort is B. vulgaris, de gewone Berberis of Zuurbes (Plaat Ranales, fig. 3) een in Nederland al gemeen in het wild voorkomende soort met lange trosjes van gele bloemen.
Sedert het bekend is, dat een op de plant voorkomende Roestzwam* zich ook op het graan kan ontwikkelen, heeft men op vele plaatsen de Zuurbes,als gevaarlijke infectiebron voor het graan, uitgeroeid. De mooie, roode besvruchten worden wel geconfijt gegeten; de wortelbast komt in de homoeopathische apotheek voor. Men kweekt van B. vulgaris een var. purpurea en een var. atropurpurea met roode en donkerroode bladeren en bessen. Verder worden nog een aantal uitheem sche heesters in tuinen aangetroffen en wel de Ja pansche B. (B. Thunbergii), die evenals de Zuur bes de bladeren in den herfst verliest, en B. em petrifolia, B. Darwini en B. buxifolia, die alle de bladeren gedurende den winter behouden. Een B. met samengestelde bladeren zonder korte loten heet Mahonia*.