Baethgen (Friedrich Wilhelm Adolf), Protest. theoloog (1894-1905), geb. te Lachem bij Hameln. In 1878 werd hij privaat-docent te Kiel, in 1884 aldaar benoemd tot extraordinarius, in 1888 te Halle a. S. In 1889 werd hij Konsistorialrat en lid van het Pommersche Konsistorium. Hij werd in het volgend jaar gewoon hoogleer. te Greifswald, in 1895 te Berlijn.
Hij overleed te Rohrbach bij Heidelberg. Zijn belangrijkste geschriften zijn; Anmut und Würde in der alttestamentlichen Poesie (1880), Beiträge zur semitischen Religionsgeschichte (1886), de bewerking van Job, Hooglied en Klaagliederen in de bekende vertaling van Kautzsch (1894), Die Psalmen (1897; 2e druk in 1904; in Nowacks Handkommentar), Hiob (deutsch) für Ungelehrte (1898). Voorts bezorgde hij de 2e uitgave van Riehms Handwörterbuch des biblischen Altertums (1893-’94); ook publiceerde en vertaalde hij verschillende Syrische teksten.