Backer (Jacob Adriaensz.), Noord-Nederkschilder; geb. te Harlingen, 1608, gest. te Amsterdam. J. A. B. was een leerling van Lambert Jacobsz. te Leeuwarden, sinds omstr. 1632 echter van Rembrandt te Amsterdam. In 1638 schijnt hij te Vlissingen gewoond te hebben. Kort nadat hij Rembrandts werkplaats had verlaten, in 1634, kreeg hij reeds de opdracht, de regentessen van het Burgerweeshuis te Amsterdam te schilderen (het stuk is thans nog in ’t weeshuis).
Van 1642 is een schutterstuk in ’t stadhuis van Amsterdam. Men leert hem uit deze werken als een der begaafde leerlingen van Rembrandt kennen. Een regentenstuk van omstr. 1650 bezit ’t Rijksmuseum. Een voortreffelijk portret van Johannes Uittenbogaert, 1634, bezit de Remonstrantsche kerk te Amsterdam. Voor het slot te Buren schilderde hij een allegorie op de Vrijheid (thans verdwenen). Andere allegorische en mythologische voorstellingen van zijn hand bezitten de Musea te Bronswijk en Cassel.
Sandrart vertelt van hem, dat hij bijzonder snel schilderde, van vluchtigheid is echter in zijn werk niet veel te bespeuren, wel staan zijn portretten veel hooger dan de andere werken. Hij merkt gewoonlijk met een monogram J. A. B. Als zijn leerlingen gelden, behalve zijn neef Adriaen B., David van Stapelen, David Eversdijck, Joh. Lyster, Wipper Dorraans, Jan de Baen, Jan van Neck, Bern. Vaillant, Mich. Willmann en Michael Neidingen. Over de gravuren naar zijn schilderijen, over andere schilderwerken en zijn gewaardeerde teekeningen benevens over de litteratuur zie Thieme-Beckers Künstlerlexikon.