Assam - provincie (Chief commissionership) van het Britsch-Indische rijk, begrensd door Bengalen, Bhoetan, Tibet, Birma en Manipoer, gelegen tusschen 24 en 28° 7' N. Br. en 89° 45' en 97° 5' 0. L. v. Gr. Het beslaat eene oppervlakte van 189.200 KM2. De bevolking herinnert door het platte gelaat, de vooruitstekende, jukbeenderen en de krachtige gestalte aan de Chineezen. De taal is verwant met het Bengaalsch.
Wat hun godsdienst betreft, zijn de meesten Hindoes, doch ook velen Moslims, terwijl de Boeddhisten en heidenen de minderheid vormen. In zeden en gewoonten vertoonen enkele bergstammen overeenkomst met de Austronesiërs (Malayo-Polynesiërs). Zoo is o.a. bij de Khasi het matriarchaat nog sterker ontwikkeld dan bij de Minangkabausche Maleiers. De Naga’s zijn koppensnellers, evenals de Dajaks, en bij hen bestaat ook het taboe der Zuidzeeeilanders, dat hier g e n u a heet. De landbouw levert voornamelijk rijst, doch ook peulvruchten, suikerriet, maïs, aardappelen, tabak, katoen en thee. De industrie bepaalt zich tot het vervaardigen van zijde, katoen, koper- en aardewerk en ivoren snijwerk. De oude naam van Assam was Kamaroepa.
In de 7e eeuw n. C. vormde het een Brahmaansch koninkrijk. Later weerstond het de aanvallen der Groot-Mogols van Hindoestan. In 1770 bezetten de Birmanen het land, doch in 1824 werden zij door de Engelschen verdreven. Sedert 1874 is Assam van Bengalen gescheiden en staat het onmiddellijk onder den onderkoning. Het land heeft den weelderigsten plantengroei van Indië en is rijk aan delfstoffen, vooral ijzer en steenkolen. De bosschen en dsjungels vormen een uitstekend jachtgebied.