Arbeidersverzekering, verzekering van den arbeider tegen gebeurlijkheden, die hem kunnen treffen: ongevallen, invaliditeit, ziekte, ouderdom, enz. Zij kan vrijwillig zijn of verplicht. De vrijwillige verzekering heeft zich vooral in Engeland vrij sterk ontwikkeld, maar kan nooit alle arbeiders omvatten. Duitschl. voerde in 1883 ziekteverz., in 1884 ongevallen- en in 1889 ouderdoms- en invaliditeits-verzekering verplicht; in.
Nederland is eerst in 1901 met verplichte verzekering begonnen: Ongevallenwet. Zie verder de wetten onder Arbeidswetgeving genoemd. Moeilijkheid levert steeds de vraag, wie de premies betalen moet: arbeider of werkgever. Veelal geeft ook de Staat steun. Bij ouderdoms verzekering worden de kosten soms geheel ten laste van den Staat gebracht (zoo in Engeland, Denemarken). Het karakter van verzekering is dan echter verloren gegaan. Men heeft dan staatspensionneering.