Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Arbeidersvereenigingen

betekenis & definitie

Arbeidersvereenigingen, trade unions (Eng.), syndicats of associations professionnelles (Fr.), Gewerkvereine (D.). Zij kunnen velerlei doel hebben, onderlingen steun (verzekeringsfondsen, friendly societies (Eng.)), gezamenlijken inkoop van goederen of gemeenschappelijke productie (coöperatieve vereenigingen), verbetering der arbeidsvoorwaarden en in het algemeen van de maatschappelijke positie der arbeiders. Vooral dit laatste streven heeft groote organisaties in het leven geroepen, in den aanvang veelal slechts plaatselijke vereenigingen, die zich echter meer en meer tot groote nationale bonden hebben vereenigd, die op hun beurt internationaal contact hebben gekregen. De arbeidersver. worden ook vakvereenigingen genoemd, vooral wanneer zij arbeiders van een bepaald vak in zich vereenigen. Eerst bij de afschaffing van het gildewezen en de opkomst der grootindustrie met hare tallooze werkkrachten kregen dergelijke vereenigingen reden van bestaan.

Schier overal echter werden zij wettelijk verboden. Zoo in Frankrijk bij een wet van 1791, die eerst in 1884 geheel buiten werking werd gesteld. In Engeland kregen de arbeiders de zgn. coalitie-vrijheid reeds in 1824, hoewel ook daar nog lang daarna meermalen wettelijke belemmeringen aan deze vrijheid werden in den weg gelegd. In Duitschland duurde het tot 1869, eer de arbeiders, de landarbeiders nog uitgezonderd, deze coalitievrijheid verkregen. Hoewel reeds veel samenwerking tusschen de arbeidersver. is verkregen, zijn zij toch, vooral hier te lande en ook in Duitschl., vrij scherp van elkaar gescheiden naar gelang van geloof en ook van politieke opvatting. Wat deze laatste betreft speelt de vraag, in hoeverre van politieke actie heil is te verwachten, een groote rol. Men onderscheidt hier te lande Protestant-Christelijke, Roomsch-Kath., interconfessioneele (van Prot. Chr. en R.K. samen), zgn. onafhankelijke (van vrije socialisten en anarchisten), zgn. moderne (van sociaal democr.) en neutrale.

De volgende nationale bonden (zgn. centralen) vormen hier te lande een band tusschen de plaatsel. organisaties: 1) Nat. Arbeidssecretariaat, opger. 1893, thans in hoofdzaak onafhankelijk; aantal leden 9697; 2) Ned. Verbond v. Vakvereenigingen, opger. 1905, modern, aantal leden 84261; 3) Chr. Nat. Vakverbond, opger. 1909, interconfessioneel, aantal leden 11.023; 4) Bureau v. d. R. K. Vakorganisatie, opger. 1909, aantal leden 29.048; 5) Ned. Verbond v. Neutrale Vakorganisatie, opger. 1912, aantal leden 3864. (Het vermelde aantal leden is dat der aangesloten vereenigingen op 1 Jan. 1915). Het aantal tot eene vereeniging behoorende (zgn. georganiseerde) arbeiders bedroeg op 1 Jan. 1915 227.391.

Arbeidersvereenigingen van politieken aard zijn de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (S. D. A. P.), het Alg. Ned. Werkliedenverbond, Patrimonium, de R. Kath. Volksbond. In 1901 kwam een Internationaal Secretariaat tot stand, sinds 1913 Internationale Gewerkschaftsbund genaamd. In 1912 waren hierbij aangesloten vereenigingen met een ledental van 7.394.461.

Het totaal aantal georganiseerde arbeiders over de geheele wereld wordt voor dat jaar opgegeven als 13.762.700, waarvan in Eng. Duitschl. en de Ver. Staten resp. 3.813.973, 3.317.271, 2.496.000. De arbeidersver. bloeien vooral, waar reeds een zekere welstand bij de arbeiders aanwezig is. Hare geldmiddelen bestaan in hoofdzaak uit contributies der leden en vrijwillige giften. De voornaamste middelen, door haar gebruikt om tot verbetering van den socialen toestand der arbeiders te geraken, zijn krachtige aandrang tot gunstiger arbeidsvoorwaarden, desnoods met toepassing van werkstakingen politieke actie.

< >