Amman (joost, jobst, jost, jos) - Duitsch schilder, etser en plaatsnijder, geb. 1539 te Zürich, gest. te Neurenberg in Maart 1591. A. was de zoon van een geleerde, (zijn vader was professor van de Karlsschule te Zürich), maar hij wijdde zich reeds vroeg aan de kunst en schijnt in ’t begin glasschilderte hebben willen worden, daarmee een tak van kunst kiezend, die toen in Zwitserland in hoogen bloei stond; zijn leermeester is echter onbekend. Ook over het eerste deel van zijn leven is niet veel bekend, waarschijnlijk heeft hij van ± 1500 af voornamelijk te Bazel gewerkt. In 1661 is hij echter te Neurenberg, waarbij kennis maakte met den voor hem gewichtigen uitgever Sigmund Feijerabend en met Virgil Solis, in wiens werkplaats hij zelfs eenigen tijd kan gewerkt hebben.
In elk geval nam hij V. Solis’ plaats in, wat betreft de verhouding tot Feijerabend, toen V. S. in 1662 plotseling was overleden. Zijn eerste groote werk in houtsneden was, als men eenige vroege teekeningen niet in rekening brengt, de illustratie van de z.g. Frankfurter Bibel van 1564. In dezen tijd verschenen ook zijn eerste etsen (de bladen voor Leonard Fronspergers Kriegsbuch 1673). Zijn eigen huis te Zürich, dat hij nog steeds had aangehouden, verkocht A. eerst 1575, na zijn huwelijk te Neurenberg. In 1577 werd hij „burger” te Neurenberg.
Hij bleef daar wonen, maar hield tijdelijk verblijf te Frankfort, Augsburg, Anhalt en Heidelberg. Schilderijen zijn van A. niet bekend, daarentegen zeer veel prenten en teekeningen. Van zijn geaquarelleerde teekeningen zijn te noemen het Neurenberger Qesellemlechen 1561 en de Stamboom van de Neurenbergsche familie Pfinzing (particulier bezit, bij Neurenberg), de inkomst van keizer Maximiliaan II in Neurenberg, 6 Juni 1670; de vellen zijn aaneengelegd, 16 Meter lang, (in de Graphische Sammlung te München) e. a. m. Het aantal van zijn houtsneden (waarvoor hij soms ook zelf de blokken sneed), prenten en etsen is te groot om er hier lijsten van te geven. A.’s talent is niet gering; zijn productiviteit en vaardigheid buitengewoon; toch openbaart hij zich nergens als een groot kunstenaar, daarvoor is zijn teekenstijl vaak te verward. Zijn artistieke bedoelingen worden zelden duidelijk omlijnd.
Hij behoudt in al zijn werken iets, wat hem op één plan zet met een reeks van prentkunstenaars uit dien tijd, die zeker voor een deel als kunstnijveren zijn te beschouwen. Thieme-Beekers Künstlerlexikon. Vgl. P. Ganz, Schweizer Künstlerlexikon; Meyer’s Allgem. Künstlerlexikon; Becker Jobst, Amman, Leipzig 1854; Meijer Zeilen, Jos Amman. Voorts Bartsch, Peintre Graveur, Passavant P. Gr.; Nagier, Monogrammisten.