m. (-s), regen die aan de loefzijde van bergen valt, doordat de lucht ertegen wordt opgestuwd.
(e) Bij een voldoend hoge vochtigheidsgraad van de aanstromende lucht ontstaan bij de opstuwing uitgestrekte wolkenmassa’s, waaruit langdurige regens kunnen vallen. Op de naar de overheersende windrichtingen gerichte hellingen van gebergten valt daardoor gemiddeld veel meer regen dan aan de andere zijde.