Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Resistentie

betekenis & definitie

[Lat. resistere, weerstaan], v., weerstandsvermogen van een organisme, m.n. tegen schadelijke invloeden.

In de planteziektenkunde is resistentie:

1. het vermogen van een plant om de ontwikkeling van een parasiet of virus tegen te gaan of zich tegen een schadelijke factor teweer te stellen;
2. het totaal van eigenschappen van een plant, dat deze ongeschikt of minder geschikt maakt als waardplant voor een parasiet of virus, of minder gevoelig voor ongunstige omstandigheden als vorst, droogte enz. Resistentie is gradueel en tegengesteld aan vatbaarheid; absolute resistentie betekent onvatbaarheid. Resistentie dient onderscheiden te worden van het begrip tolerantie, dat tegenover gevoeligheid staat. Passieve resistentie berust op reeds vóór de infectie bestaande mechanische of chemische barrières, actieve resistentie op afweerreacties van de plant, die pas op gang komen na infectie. De resistentie kan al dan niet fysiospecifiek zijn. Resistentie van planten tegen pathogene organismen kan tot uiting komen onmiddellijk bij het binnendringen, of tijdens de uitbreiding of vermeerdering van het pathogeen in de waardplant. Verder kunnen onderscheiden worden: jeugdresistentie, wanneer een plant in een jong stadium resistent is, maar deze resistentie in een later ontwikkelingsstadium verdwijnt, ouderdomsresistentie, ontsnappingsresistentie en overgevoeligheidsresistentie. Het vermogen van ziekteverwekkende organismen om resistent te worden tegen bestrijdingsmiddelen kan moeilijkheden opleveren bij de gewasbescherming.

In de fysiologie noemt men resistentie immuniteit.

< >