m. (—s), vader, moeder (gewoonlijk in het mv. ouders); (spr.) al is een ouder nog zo arm, toch dekt
hij warm; van ouder tot van geslacht tot geslacht.
Ouders zijn voor de ontwikkeling en opvoeding van het kind de belangrijkste personen. Zij zijn de eerstaangewezenen om het kind op te voeden, en hebben daardoor een belangrijke voorsprong op andere opvoeders, die altijd pas later kunnen gaan optreden. De invloed die ouders op hun kinderen uitoefenen, is deels onopzettelijk (door hun er—zijn als deze bepaalde persoon, door het voorbeeld dat zij vormen, door de gewone dagelijkse omgang met elkaar), deels opzettelijk (de opvoedingshandelingen in engere zin). De rol die resp. vader en moeder tegenover het kind vervullen, is al enkele decennia sterk in beweging. Was vroeger de moeder vanzelfsprekend de verzorgster en hoofdopvoedster, tegenwoordig wordt de invloed van de vader als even belangrijk ervaren. Dit hangt natuurlijk sterk samen met veranderingen in de maatschappelijke rollen van man en vrouw. opvoeding.
LITT. T.Hart de Ruyter, De vader van het kind (1959); J.de Witt, Problemen rond de moederkindrelatie (1962); H.Ginoot, Ouders en kinderen (1974); R.Kohnstamm, Kind...kind (1975); R.Gordon, Luisteren naar kinderen (1976).