(slingerde om, heeft en is omgeslingerd),
I. (overg.)
1. haastig, zonder zorg omslaan of omwerpen;
2. met kracht omverwerpen: de boot werd door de woeste golven omgeslingerd;
II. (onoverg.)
1. (met een slingerende zwaai) omvallen;
2. zich om iets heen kronkelen: met een zwaai slingert de rivier om de steile rotsen;
3. ordeloos hier en daar verstrooid liggen: hoe lang hebben die boeken daar weer omgeslingerd?