Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

haastig

betekenis & definitie

(-er, -st),

I. bn.,
1. vol jacht, vol ongeduld of daarvan blijk gevend: een haastige handdruk; haastige spoed is zelden goed, haast leidt tot ongelukken;
2. voorbarig, overijld: je bent wat te — geweest; licht in haast handelend, driftig: wees niet zo — in je oordeel, denk eerst goed na voor je spreekt; (spr.) een woord is gauw gezegd; haastige lui zijn geen verraders, wie driftig van aard is, gebruikt geen omwegen;
3. rap, vlug: met haastige schreden;
4. (gew.) dringend; een haastige boodschap;

II. bw.,

1. gejaagd, in haast: ik heb nog afscheid van hem genomen; 2. overijld; hij is wat — gebakerd, hij is wat voortvarend, wat driftig van aard; niet te -!, kalmpjes aan; 3. rap, snel: hij liep weg.

< >