Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kubisme

betekenis & definitie

o., door P.Picasso en G.Braque ca.1907 gepropageerde richting in de beeldende kunst, waarbij alle vormen tot lijnen en vlakken werden teruggebracht.

(e) Het kubisme bracht met het →futurisme en het →expressionisme de veranderde geestesgesteldheid van het begin van de 20e eeuw tot uiting. Het ontstond als reactie op het →impressionisme en het →fauvisme. Men wilde een vernieuwing in de beeldende kunst teweegbrengen door middel van geometrisch-constructieve vormen. Gezocht werd naar de abstract-psychische vorm, die een samenvatting moest zijn van alle eigenschappen van het uit te beelden voorwerp. Abstracte vormindrukken werden gegroepeerd tot een evenwichtige compositie, een ritmisch geheel.

Men kan het kubisme verdelen in drie fasen:

1. de geometrische fase, waarin de kunstenaar de geometrische vormen en structuren wilde laten zien die schuilgaan achter het uiterlijk van mensen, dieren en dingen;
2. de analytische fase, waarbij de vormen als het ware ontleed werden in facetten;
3. de synthetische fase, waarbij de afzonderlijke elementen gegroepeerd werden tot een compositie die veelal geen perspectief vertoonde.

De kleur, het vlak en de lijn werden ritmisch gerangschikt. Invloed op deze kunst had de negersculptuur, die geometrisch vereenvoudigde vormen vertoont. Picasso schilderde aanvankelijk analytisch, later werd zijn werkwijze meer synthetisch. Vaak wilde men van een object niet alleen de zichtbare, maar alle facetten laten zien en men schilderde daarom verscheidene gezichtspunten tegelijk, de zgn. compositions simultanées. Vooral in Frankrijk, maar ook in andere landen vond het kubisme navolging. Sommige schilders ontwikkelden zich tot een volkomen abstractie, wat b.v. blijkt uit de ritmische doeken van P.C.Mondriaan.

Ook B.A.van der Leek maakte verscheidene ontwikkelingsfasen door. De Spaanse schilder J.Gris was de belangrijkste figuur van het synthetische kubisme. Bij hem werden de voorwerpen niet meer in verbrokkelde vorm weergegeven, maar in herkenbare vormen met de nadruk op lijn en kleur. Tot de Franse kubisten behoren, behalve G.Braque, o.a. J.Metzinger, R.Delaunay, F.Léger en A.Ozenfant. Kubistische beeldhouwers zijn o.a.

A.Archipenko, R.Duchamp-Villon, J.Lipchitz en O.Zadkine. Vele kunstenaars maakten een kubistische periode door als overgang van het impressionisme naar een meer samenvattende, gebonden kunst, met een figuratieve inslag.

LITT: D.H.Kahnweiler, Le cubisme (1950); G. Habasque, Cubism. Biographical and critical study (1959); E.F.Fry, Cubism (1966); J.Pierre, Le cubisme (1966); J.Golding, Cubism (1968).

< >