[Lat.futurum, toekomst], o., revolutionaire kunstrichting, die ontstond in het begin van de 20e eeuw en o.a. de beeldende kunsten en de letterkunde omvatte.
ALGEMEEN. In febr. 1909 verscheen in Le Figaro een manifest van de woordvoerder van de futuristen, de Italiaanse schrijver F.T.Marinetti. Het was een reactie tegen de antieken en de Académie en zó radicaal, dat niet alleen tegen navolging, maar tevens tegen alle harmonie en zgn. goede smaak werd opgekomen. Het futurisme bejubelde het moderne leven, techniek, snelheid, gevaar en geweld (ook in politiek opzicht). De nadruk werd gelegd op beweging en licht.
BEELDENDE KUNST. Door deze nadruk op beweging en licht was het futurisme in wezen een voortzetting van het impressionisme in zijn uiterste consequenties, waarbij zich een litterair gevoelselement voegde. Men wilde de innerlijke ritmische kracht van dingen en zielstoestanden zichtbaar maken en gelijktijdig hun motieven doen gevoelen. De gesloten lijn, de massa, het statische moest worden vernietigd. In de beeldhouwkunst werd de omgevende wereld mede afgebeeld, in de schilderkunst werden de gelijktijdigheid, het elkaar doordringen van opeenvolgende fasen van beweging, gevoelens, gewaarwordingen en brokken uit het geheugen weergegeven (simultaneïsme). Daartoe werden de taferelen in het midden of aan het einde van ieder motief episodisch onderbroken.
Later werd dit alles binnen het tafereel tot een gesloten, caleidoscopisch geheel geschikt. Weldra werd onder invloed van het kubisme door sommigen de nadruk gelegd op het mathematische, waarbij de filosoferende woordvoerders wezen op de wetten van Pythagoras en op Platoon. Kleur was voor hen het onzekere, proportie werd alles. Daardoor kwamen zij weer geleidelijk terug tot een kunst, waarbij verhouding en zuiverheid van lijn hoofdzaak zijn. Futuristische schilders waren G.Severini, G.de Chirico, C.Carra, G.Balla. U.Boccioni werd de belangrijkste theoreticus van het futurisme.
Grote tentoonstellingen van futuristische kunst werden in 1912 in Parijs en in 1913 in Rome en Rotterdam gehouden. Ca.1916 ebde het futurisme weg, maar het liet sporen na o.a. het dadaïsme. LITT. F.T.Marinetti, Le futurisme (1911); U.Boccioni, Pittura e scultura futuriste (1914); F.T.Marinetti, Futurismo e fascismo (1924); I manifesti del futurismo (4 dln. 1932); M.Drudi Gambrillo en T. Fiori, Archivi del futurismo (2 dln. 1958—62); E. Falqui, Bibliog. e iconografia del futurismo (1959); J.C.Taylor, Futurism (1961); C.Baumgarth, Gesch. des Futurismus (1966); P.José, Le futurisme et le dadaïsme (1966); R.Jullian, Le futurisme et la peinture italienne (1966); M.W.Martin, Futurist art and theory (1968); M.Kirby, Futurist performance (1971); J.Rye, Futirism (1972); A.Umbro, Der Futurismus (1972).
LITTERATUUR. In de litteratuur heeft het futurisme zich gedurende meer dan 20 jaar gehandhaafd als een felle, programmatische reactie tegen iedere, maar vooral de klassieke traditie in de litteratuur en tegen het academisme in de kunst. Het futurisme verheerlijkte als fundamentele waarden: dynamiek, stoutmoedigheid, agressie, voorliefde voor gevaar en eiste in de kunst en de litteratuur o.a. de gelijktijdige weergave van verschillende indrukken (zoals beweging, snelheid, geluid enz.), de bevrijding van alle artistieke, poëtische en syntactische regels en beperkingen, het gebruik van de parole in libertà (woorden in vrijheid), de verheerlijking van de modernste uitvindingen (auto, vliegtuig enz.). Er ontstonden bewegingen voor de aeropoesia (Marinetti), aeropittura (Prampolini), aeroscultura (Boccioni, M.Rossi), aeromusica (Pratella) en de ‘nieuwe’ architectuur van A.Sant’Elia. In de politiek was het futurisme nationalistisch, antidemocratisch en oorlogszuchtig. Terwijl in Italiaanse steden ware volksbewegingen opkwamen vóór of tegen de futuristen, drong het futurisme ook tot Frankrijk, Spanje, Engeland en zelfs Rusland door.
Maar toen F.T.Marinetti, de vader van de richting, stierf, had het futurisme geen enkel groot werk geschapen, maar slechts de weg naar nieuwe vormen geopend. De meeste figuren van de strijdperiode keerden terug tot traditionele richtingen of gingen hun eigen weg. LITT. Verzamelde manifesten (4 dln. 1932); F.T. Marinetti, Teoria e invenzione futurista (1968); F.T. Marinetti, La grande Milano tradizionale e futurista (1969); L.De Maria, Marinetti e il futurismo (1973).