bn. en bw. (-er, -st), 1. keur uitoefenend, niet het eerste het beste nemend of daarmee tevreden; steeds het beste zoekend: een — schrijver; (overdr.) een keurige smaak; zijn — penseel; — op iets zijn, nauwnemend, kieskeurig;
2. zorg bestedend aan uiterlijke netheid en aan goede vormen, daarvan blijk gevend of (bw.) op zo’n wijze: er — uitzien; Jaap zit de laatste tijd — in de kleren; het zijn keurige mensen, niets op aan te merken;
3. (bw.) zorgvuldig en op de juiste wijze: dat heb je — gedaan; —!, mooi zo!; met zorg en netjes: het was — verpakt;
4. uitgelezen; thans vooral met gedachte aan zorgvuldige bewerking, toerusting, schikking enz.: een keurige band (boekband); een — handschrift, getuigend van orde en netheid, al of niet ook met de gedachte aan goede smaak: een — kapsel; (bw.) de kamer is — ingericht;
5. naderend tot bw. van graad: — netjes.