in de oudheid het middeldeel van de westkust van Klein-Azië, van Smyrna tot vlak bij Halikarnassos (→Fokaia), waar het Ionisch dialect werd gesproken. Volgens de traditie vormden de Ioniërs een van de vier oorspronkelijke Griekse stammen.
Waarschijnlijk echter ontstond hun stam pas na de Dorische volksverhuizing, uit de heterogene groepen die als gevolg van deze volksverhuizing van het vasteland naar de oostkust van de Egeïsche Zee migreerden. Deze migratie zou vooral van Athene zijn uitgegaan, dat door de Ioniërs als hun moederstad werd beschouwd. De bewoners van de Cycladen en van Euboia werden ook tot de Ioniërs gerekend. De Kleinaziatische Ioniërs hadden zich verenigd in een religieuze bond, die in het Panionion op Mykale zijn heiligdom had. Milete en Efese waren de belangrijkste steden. In Ionië vond na ca. 800 v.C. de eerste, briljante fase in de ontwikkeling van de Griekse kunst en wetenschap plaats; tegelijkertijd werden naar allerlei streken kolonies uitgezonden.
Na de 6e eeuw kwam Ionië in de schaduw te staan van Athene. . LITT. J.M.Cook, The Greeks in Ionia and the East (1962); G.L.Huxley, The early Ionians (1966).