(trad in, heeft en is ingetreden),
1. binnengaan in of door: hij trad de kamer, de deur in; (fig.) hij is zijn twintigste jaar ingetreden, zijn twintigste levensjaar heeft een aanvang genomen;
2. (van tijdruimten) beginnen: een periode van grote hitte was ingetreden; ook van toestanden, tot stand komen: de dood trad spoedig in, hij stierf spoedig;
3. (pregn.) in het klooster gaan.