Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

intrede (intree)

betekenis & definitie

v./m.,

1. het in-, binnentreden; feestelijke, plechtige inkomst; ambtsaanvaarding (e): zondag a.s. zal de nieuwe dominee zijn — doen;
2. (fig.) zijn — doen in de maatschappij, daarin optreden, m.n. door het aannemen van een betrekking; ook: in zwang, in gebruik komen; zijn — doen in een klooster, als monnik erin opgenomen worden;
3. aanvang: bij de — van het nieuwe jaar.

(e) Intrede is een term uit diverse christelijke liturgieën:

1. in de westerse liturgie de plechtige binnenkomst van de voorgangers of van de gemeenschap zelf bij de aanvang van een liturgische dienst;
2. in de oosterse liturgie het plechtig binnenbrengen van het evangelieboek (kleine intrede) en van de offergaven van brood en wijn die geconsacreerd zullen worden (grote intrede);
3. in protestantse kerken de eerste dienst van een predikant in een gemeente waar hij beroepen is.

< >