Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Harnack

betekenis & definitie

Adolf (sinds 1914) von, Duits protestants theoloog, *7.5.185l’Dorpat (Estland), ♱lO.6.1930 Heidelberg. Von Harnack werd in 1879 hoogleraar te Giessen, in 1886 te Marburg en in 1888 te Berlijn.

Hij werd befaamd door zijn combinatie van omvangrijke detailkennis met groot vermogen tot synthese. Als kerken dogmahistoricus beschouwde von Harnack het dogma als de inwerking van de Griekse geest op het evangelie. Voor hem was de Reformatie in zekere zin een herstel van deze fout. Aan het OT kende von Harnack slechts historische waarde toe. Hij verdedigde een liberale theologie. Werken: Lehrbuch der Dogmengeschichte (3 dln. 1886—90; 5e dr. 1931), Wesen des Christentums (1900), Die Mission und Ausbreitung des Christentums in den ersten drei Jahrh. (2 dln. 1903), Mardon, das Evangelium vom fremden Gott (1921), Erforschtes und Erlebtes (1925).LiTT. K.Sietsma, A.von Harnack (1933); M.C. Slotemaker de Bruine, A.von Harnacks kritische Dogmengesch. (1933); A.von Zahn-Harnack, A. von Harnack (2e dr. 1951).

< >