Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

Estland

betekenis & definitie

(Eesti Nöukogude Sotsialistlik Vabariik), socialistische sovjetrepubliek in de USSR, 45100 km2, 1,4 mln. inw. Estland is de noordelijkste en kleinste van de drie Baltische sovjetrepublieken en ligt aan de Finse Golf en de Golf van Riga.

De eilanden Siiurema en Hiiuma behoren tot Estland. Hoofdstad: Tallinn.FYSISCHE GESTELDHEID Reliëf en afwatering. De bodem van Estland wordt gevormd door naar het westen glooiende lagen (uit cambrische klei met daarop silurische kalksteen). Langs de kust van de Finse Golf vormen zij een steile rand (glint) van 20-50 m hoogte, in het westen is deze lager. Van economisch belang is een zone met oliehoudende leien bij Kochtla Jarve. Verder naar het zuiden liggen lagen uit het Devoon. Al deze oudere gesteenten zijn bedekt door dikwijls vrij dunne, diluviale en alluviale afzettingen.

De zandige bodems zijn gepodzoliseerd; op de kalksteen komen rendzinabodems voor. Talrijk zijn de sporen van het landijs in de vorm van morenes, smeltwaterruggen en drumlins. De richting van de rivieren staat in nauw verband met die van de oerstroomdalen, die oost—west verlopen. Zo volgt de Erna het oerstroomdal, tussen de Wirzjarv en het Peipusmeer, dat naar het noorden afvloeit door de Narva, die 1,5 km ten zuiden van de stad Narva een waterval vormt. Ook de naar het westen stromende Pjarnoe volgt een dergelijk dal. Het geringe verval is oorzaak van een slechte afwatering en het ontstaan van veenmoerassen en meren (14,7 % van het land). Watervallen of diepe dalen liggen daar waar de rivieren door de steile rand breken.

Klimaat. Het klimaat is gematigd continentaal, maar vrij vochtig.

BEVOLKING De bevolking bestaat grotendeels uit Esten (68,2 %) die verwant zijn aan de Finnen. In de steden, waarvan Tallinn, Tartoe en Narva de voornaamste zijn, wonen veel Russen (24,7 %). Van de bevolking woont ca. 33 % op het platteland. De Estische bevolking is overwegend luthers. Er zijn ca. 700 scholen voor lager en voortgezet onderwijs (samen 216100 leerlingen). Het beroepsonderwijs omvat 37 hogere technische scholen (ca. 24300 studenten), terwijl er zes instituten voor hoger onderwijs zijn (o.a. de universiteit van Tartoe; 21700 studenten). Voorts bestaat er sinds 1946 een Academie van Wetenschappen met 16 wetenschappelijke instellingen.

ECONOMIE Overal in het land worden varkens en melkvee gehouden; daarnaast verbouwt men in het noorden en zuidwesten groenten en aardappelen, in het midden en noordwesten graan en aardappelen en in het zuidoosten vlas. Van de 15000 km2 cultuurgrond is 40 % weiland en hooiland. Van de 900 km2 bouwland wordt 49 % gebruikt voor voedergewassen, 41 % voor granen en 9 % voor aardappelen. Van de totale oppervlakte cultuurgrond wordt 0,8 mln. ha beheerd door de 198 kolchozen en 0,7 mln. ha door de 157 sovchozen. Boter, vlees en eieren worden naar de andere republieken uitgevoerd.

De industrie is ontstaan in de havensteden doordat er gronden brandstoffen werden ingevoerd. De energie wordt gedeeltelijk door hydro-elektrische centrales (aan de Narva) geleverd. Bij Kochtla-Jarve vindt men oliehoudende leien. Deze leveren dieselolie en gas (ca. 500 mln. m3 per jaar, waarmee vier elektrische centrales gestookt worden) en grondstoffen voor de chemische industrie rondom Kochtla-Jarve. Van Kochtla lopen gasleidingen naar Tallinn en Leningrad. De textielindustrie zetelt voornamelijk in Tallinn en Narva.

De belangrijkste industrie, de elektrotechnische, is gevestigd te Tallinn en Tartoe; de houtverwerkende industrie vindt men in het centrum van het land en Tallinn. De produkten worden uitgevoerd naar de andere republieken. In Tallinn is verder machine-industrie en scheepsbouw. Evenals andere Baltische havens is Tallinn van belang als ijsvrije haven van het Russische achterland, waarmee de stad door twee spoorlijnen is verbonden.

CULTUUR Litteratuur. Ongeveer vier eeuwen geleden werd de Estische taal voor het eerst in de litteratuur gebruikt. Een echte schrijftaal ontstond echter pas in de 19e eeuw. Het eerste Estische boek was de Catechismus van Wanradt-Kölls (1535). Aanvankelijk werd uitsluitend godsdienstige lectuur gedrukt. De eerste Estische bijbel verscheen in 1739.

Pas tegen het eind van de 18e eeuw kwam er meer verscheidenheid. De eerste krant kwam in 1857 uit. De eeuwenoude volkspoëzie vormde o.a. de basis voor de litteratuurtaal. De eerste dichter van betekenis, K.J.Peterson (1801-22), schreef elegische liederen. Een beslissende rol in de opkomst van een nationale epiek vervulden Faehlmann en Kreutzwald met de reconstructie van de Kalewipoëg. Laatstgenoemde nam echter veel eigen visies en fantasieën in het epos op.

Daarna werd een uitgebreide verzameling volksliederen en gezegden, melodieën en rijmen gepubliceerd. Na Petersons dood duurde het vrij lang voor er weer belangrijke Estische litteratuur werd gepubliceerd. De dichteres L.Koidula had in een periode van nationale bewustwording veel succes. De romantiek was gedurende korte tijd in zwang, maar maakte al vóór de eeuwwisseling plaats voor het realisme en het naturalisme. De voornaamste uiting van die kentering is het werk van E.Wilde. In het begin van de 20e eeuw deed gedurende korte tijd de neoromantiek opgeld en wel bij de schrijvers van de in 1905 ontstane beweging Noor Eesti (Jong Estland). Hiertoe behoorde o.a. de dichteres M.Under.

Toen na de Eerste Wereldoorlog een zelfstandig Estland ontstond, vormde de Siuru-groep een gedeeltelijke voortzetting van Noor Eesti. De romancier A.>Gailit maakte deel uit van deze groepering. Een belangrijk dichter was G.Suits. Veelzijdig begaafd was ook J.Semper, eerst dichter, later romancier en criticus. In het genre van de sociale roman blonk A.Tammsaare uit.

Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog gingen vele Estische auteurs in ballingschap en ontstond een emigrantenlitteratuur. Vooral in Zweden en Canada verscheen veel Estisch litterair werk, o.a. de romans van Malk en V.Uibopuu. Een veelbelovend dichter van de jongere generabe, Heiti Talvik (*1904, ♱1947), stierf in Russische gevangenschap, evenals de populaire toneelschrijver H.Raudsepp. Onder de oudere Estische sovjetauteurs trad A. Jakobson op de voorgrond met realistische psychologische romans; zijn satirische anti-Amerikaanse toneelstukken leverden hem een Stalinprijs op. Het werk van de jongere schrijvers in SovjetEstland is doorgaans sociaal-realistisch.

Bekende moderne schrijvers zijn: B.Kangro, K.-Ristikivi, A.Mägi, I.Talve, K.Lepik, A.Viirlaid, R. Kolk, I.Ivask, en de schrijfsters Helga Nŏu (*1934) en Urve Aasoja Karuks (*1936), die in Amerika woont.

LITT. E.H.Harris, Literature in Estonia (1947); W.K.Matthews, Anthology of modern Estonian poetry (1954); A.Pranspill, Estonian anthology (1956); A. Oras, Acht etnische Dichter (1965); A.Mägi, Estonian literature (1968); Endel Nirk, Estonian literature (1970); A.Mägi, K.Ristikivi en B.Kangro, Eesti kirjandus paguluses (1973).

GESCHIEDENIS De oudste bevolking van het gebied ten zuiden van de Finse Golf behoorde tot de Oeralische (Oosteuropide) groep, waaruit zich ca.3000 en/of 2000 v.

de Oegrofinnen ontwikkelden. In de Baltische streken handhaafden zich de Esten (Aestii), die aan de Oegrofinnen verwant waren. Reeds in het begin van de jaartelling kwamen in de Estische cultuur Germaanse elementen voor. Evenals de Zweedse vikingen, door wie zij vanaf de 6e eeuw n.C. beïnvloed werden, gingen de Esten over tot zeevaart en -roverij. In de 9e eeuw werd Estland tijdelijk door de Zweden onderworpen; in de 10e eeuw drongen de Russen het land binnen en maakten het schatplichtig. In 1030 stichtte >Jaroslav de Wijze de burcht Joerjev (Du. :Dorpat, Estisch: Tartu).

Spoedig begon de Russische invloed weer te tanen, al bleven de Russische aanvallen tot het einde van de 12e eeuw aanhouden. Daarentegen nam de Zweedse invloed toe en vanuit dit land begon in de 12e eeuw de kerstening.

Van de 13e eeuw dateren de pogingen tot onderwerping van Estland door de Zwaardridders (die in 1237 opgingen in de Duitse Orde) en Denemarken. De Deense koning Waldemar II landde in 1219 in Noord-Estland, versloeg de Esten en stichtte de huidige hoofdstad Reval (Estisch: Tallinn). De Deens-Duitse strijd om Estland eindigde tenslotte doordat de Deense koning Waldemar iv Attertag het Deense deel van Estland in 1347 aan de Duitse Orde verkocht. Onder de Orde waren de Esten tot het einde van de middeleeuwen vrije boeren. Zij hadden vrijheid van beweging en tot 1507 het recht wapenen te dragen. De bisschop van Dorpat en de Denen stelden een groot aantal ministerialen aan.

Daar militaire dienst hierbij doorslaggevend was, werden o.a. Esten aangetrokken, vanaf de 15e eeuw ook stedelingen. De aldus ontstane adel behield evenwel een Duits karakter. Reeds in 1259 vormden de Noordestische ridders een corporatie, die weldra van het zwakke Deense gezag een grote mate van zelfbestuur eiste, wat ook onder de Duitse Orde behouden bleef. Na 1561 werden de oorspronkelijke Deense concessies aan de adel (erfelijkheid der leengoederen, rechterlijke macht over de boeren van hun leengoed) ook aan de andere Duits-Baltische ridders verleend. De opkomst van de domaniale huishouding (Gutswirtschaft) leidde in de loop van de 15e eeuw tot horigheid van de boeren.

Nadat Pskov in 1460 onder Moskovië kwam, kwam Est'and onder toenemende Russische druk te staan. Na iet verval van de Duitse Orde werd Estland Zweeds (1561) en kort daarna Russisch. Pas in 1582 werd het land opnieuw Zweeds. De Zweden bevorderden er met kracht de Reformatie, stichtten openbare scholen en beschermden de boeren tegen hun Duitse heren. Door de bijbelvertaling werd de ontwikkeling van de Estische taal krachtig bevorderd. In de Tweede Noordse Oorlog werd Estland Russisch (1710).

Tsaar Peter de Grote bekrachtigde de voorrechten van de Duitse adel. In de 18e eeuw bereikte de positie van de boeren het dieptepunt: zij konden zelfs geveild worden. In 1804 werd de lijfeigenschap omgezet in beperkte erfdienstbaarheid. In 1817 werden de boeren vrij. Dit hielp weinig want ze hadden tot 1856 geen grondrechten. Sinds de inlijving bij Rusland had Estland een ruime politieke autonomie, waaraan pas in de tweede helft van de 19e eeuw, ten gevolge van de toenemende centralisatie en russificatie, een eind kwam.

In de 19e eeuw kwam een vrij krachtig Estisch nationaal bewustzijn op, dat zich tijdens de revolutionaire troebelen van 1905 vooral tegen de Duitsers richtte. Begin 1918 (in de slotfase van de Tweede Wereldoorlog) werd Estland bezet door Duitse troepen, die het echter begin 1919 ontruimden. Daarna brak een gewapende strijd uit tussen bolsjewieken, Duitsers en de Estische onafhankelijkheidsbeweging. De laatste behaalde met hulp van de Engelsen de overwinning. Begin 1920 erkende de regering van de USSR de Estische onafhankelijkheid. Het Duitse grootgrondbezit werd verkaveld.

Aan de onafhankelijkheid kwam een einde toen de USSR, na het Duits-Russische niet-aanvalsverdrag (1939) en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, Estland in juni 1940 bezette en kort daarna de status van sovjetrepubliek gaf. Er werden op grote schaal deportaties uitgevoerd. Van 1941-44 was Estland door Duitsland bezet; veel Esten collaboreerden. Nadat de USSR Estland had heroverd, vonden er opnieuw deportaties plaats. Er vestigden zich vele Russen. Tot 1953 (de dood van Stalin) voerde de USSR een harde russificatiepolitiek.

Daarna verminderde de terreur en steeg het levenspeil. In de praktijk geniet Estland maar heel weinig autonomie. In het kader van de industrialisatie en van de energievoorziening (olie, aardgas) werd de migratie van Russen gedurende de jaren zestig voortgezet. In 1970 bestond de bevolking voor 30 % uit Russen.

LITT. R.Wittram, Baltische Gesch. 1180-1918 (1954); G.von Rauch, Gesch. der baltischen Staaten (1970, Eng.vert. 1974); J.von Hehn, H.von Rimscha en H.Weiss, Von den baltischen Provinzen zu den baltischen Staaten (1971); J.Käbin, Soviet Estonia (1971); A.Küng, Estland zum Beispiel (1973).

< >