Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grasmus

betekenis & definitie

v./m. (-sen), geslacht van kleine zangvogels met opvallende, roestkleurige vleugels en een vrij lange staart.

(e) De grasmus, Sylvia, behoort tot de familiezangers. Zij heeft een sterke, priemvormige snavel, korte en stevige voeten en tamelijk lange vleugels. Het zijn insekteneters; sommige soorten eten ook vruchten. In Europa komen twaalf soorten voor. Hiervan broeden de →zwartkop, →tuinfluiter, grasmus (S. communis) en →braamsluiper in Nederland en België. Het mannetje heeft een lichtgrijze kopkap en een zuiver witte keel.

In Nederland en België een veel voorkomende zomervogel (van half april tot eind sept.); overwintert in tropisch Afrika. litt. A.Siefke, Dornund Zaungrasmiicke (1962); K.Williamson, The genus Sylvia (1964).

< >