m. (-pen),
1. iemand met een zwart hoofd, met zwart haar;
2. Sylvia atricapilla, vogelsoort uit de familie zangers (e).
(e) De zwartkop heeft de grootte van een huismus. Het mannetje heeft een zwarte kruin, grijsbruine bovendelen, asgrijze zijkop en onderdelen; het vrouwtje heeft een roodbruine kruin. De zang is gevarieerder, maar korter dan van de tuinfluiter. De zwartkop broedt in Europa, West-Azië en Noord-Afrika (met inbegrip van de Canarische Eilanden, Madeira en Azoren). In Nederland en België een talrijke broedvogel van beboste gebieden, die bij voorkeur in lage struiken nestelt. Voedt zich met insekten, larven en bessen.