de belangrijkste litteraire compositie van het oude Mesopotamië. De hoofdpersoon, Gilgamesj, is een legendarische, halfgoddelijke koning van de stad →Oeroek, die in de 28e eeuw v.
C. geleefd moet hebben, het ‘heroïsche tijdperk’ van Soemerië. Uit een aantal afzonderlijke Soemerische legenden en mythen, o.a. Gilgamesj, Enkidoe en Choewawa, Gilgamesj en de Hemelstier en Gilgamesj, Enkidoe en de Onderwereld heeft een Akkadische dichter in het begin van het 2e millennium v.C. een omvangrijk epos gemaakt (ca. 3000 regels), waarin het hoofdthema is het zoeken naar onsterfelijkheid; neventhema’s zijn o.a. vriendschap en heldendom. Men heeft het diepzinnige werk, waarin problemen op poëtisch-dramatische wijze aan de orde worden gesteld, wel als →faustisch getypeerd. De onvolledig bekende oude versie kan min of meer worden aangevuld met omvangrijke resten van een jongere bewerking (ca. 12e eeuw v.C.) die tot de destijds canonieke litteratuur behoorde, op scholen werd afgeschreven en in bibliotheken, vooral die van de Assyrische koning Assoerbanipal, werd bewaard. Het werk was ook in het buitenland bekend, zoals tekstvondsten in Palestina (te Megiddo) en te Oegarit (stuk van het zondvloedverhaal) bewijzen.
Uit Bogazköy kent men Hettitische en Hoerritische vertalingen. Het epos is in de meeste moderne talen vertaald.De hoofdinhoud volgens de laatste versie (elf tabletten van 3000 regels en met als aanhangsel een Akkadische vertaling van de Soemerische tekst Gilgamesj, Enkidoe en de Onderwereld ) is als volgt: de machtige vorst van Oeroek, Gilgamesj, krijgt door toedoen van de goden als tegenpool de natuurmens →Enkidoe. Zij ondernemen een heldhaftige tocht naar het westelijke cederwoud (‘het land der levenden’), waar zij door het doden van de wachter ervan, Choewawa, de toorn van de oppergod →Enlil opwekken. Na hun triomfantelijke terugkeer wordt de godin →Isjtar verliefd op Gilgamesj, die haar echter smadelijk afwijst. De uit wraak hierop door Isjtar gezonden hemelstier wordt door Enkidoe gedood. Als straf hiervoor en voor hun overmoed wordt Enkidoe ziek en sterft. Uitvoerig worden Enkidoe’s dromen en de dodenklacht van zijn vriend Gilgamesj beschreven.
Gilgamesj, de op roem beluste held, wordt door dit ingrijpend gebeuren veranderd in een desperate levenszoeker. Op zijn verre omzwervingen wordt hij door Sidoeri (wel de Babylonische Sibylle genoemd) verwezen naar de Mesopotamische zondvloedheld ‘Oetnapisjtim de verre’. Deze is na de zondvloed overleefd te hebben onsterfelijk gemaakt. Oetnapisjtim vertelt hem zijn verhaal, een, naar thans bekend is, verkorte versie van het zondvloedverhaal zoals dat thuis hoort in het →Atrachasis-epos, die tot in de bijzonderheden doet denken aan het bijbelse zondvloedverhaal (Gen.6,5—9,7). Voor Gilgamesj is de onsterfelijkheid echter niet weggelegd; hij faalt bij een proef zeven dagen niet te slapen. Ook een hem tenslotte gewezen vervangende mogelijkheid, nl. periodieke levensvernieuwing door het ‘levenskruid’, levert niets op doordat een slang hem het kruid ontsteelt.
Berustend of ontgoocheld bereikt hij uiteindelijk Oeroek. De dichter vraagt tot besluit de aandacht voor de door Gilgamesj gebouwde geweldige muren der stad. Deze zullen Gilgamesj’ naam doen voortleven en hem, met het epos, onsterfelijk maken.
De tekst van het epos is nog niet volledig bekend. Nieuwe brokken tekst worden soms opgegraven of in musea ontdekt. De reconstructie en interpretatie, alsmede het onderzoek naar stijl, compositie, functie en herkomst van de afzonderlijke episoden, gaan nog steeds voort.
LITT. A.Falkenstein enz., Gilgameš (in: Reallex. der Assyriologie III, 1957-71); A.Schott en W.von Soden, Das Gilgamesj Epos (1958); F.M.T.de Liagre Böhl, Het Gilgamesj Epos (3e dr. 1958); P. Garelli (red.), Gilgameš et sa légende (1959; met bibl.); A.L.Oppenheim, Ancient Mesopotamia (1965); J.B.Pritchard (red.), Ancient Near Eastern texts relating to the Old Testament (3e dr. 1969); G.S.Kirk, Myth: its meaning and functions in ancient and other cultures (1970); K.Hecker, Untersuchungen zur akkad. Epik (1974); T.Jacobson, The treasures of darkness, a history of Mesopotamian religion (1976).