[Hebr., kring], vaak voorkomende plaatsnaam in het OT, eigenlijk een soortnaam, dus aanduiding voor vele plaatsen, waarvan de identificatie niet vaststond. De eerste legerplaats van de Israëlieten bij hun intocht in Kanaan onder Jozua werd zo genoemd (Joz.4).
Hier verkreeg en verloor Saul het koningschap (1 Sam.11,15; 13,4—15). Een heiligdom in Gilgal uit de tijd van de →rechteren moest door Hosea (4,15) en Amos (4,4; 5,5) worden gelaakt om de ontaarding van de godsdienst daar. Een ander Gilgal lag zuidwestelijk van Samaria in de buurt van Sichem (1 Sam.7,16; 2 Kon.2,1-5?). LITT. Langlamet, Gilgal et les récits de la traversée du Jourdain, Jos.3—4 (1969).