[➝Gr. chaos], o. (-sen),
1. een aggregatietoestand gekenmerkt door het ontbreken van een vast volume en een vaste vorm (e): chloor is een groengeel —;
2. m.n. het uit aardgas, resp. uit steenkolen bereide brandbare mengsel van stoffen dat voor verwarming gebruikt wordt, kookgas: op koken; ik ruik —;
3. (metonymisch) gaskomfoor: het — neer draaien, aansteken; het geheel van apparaten, leidingen enz. ofwel de dienst voor de verzorging met kookgas: er is een defect aan het —; daar is iemand van het —; het verbruik van gas: het opnemen;
4. in andere bijzondere toepassingen: a. motorgas, het mengsel dat een explosiemotor drijft; geven, de toevoer van motorgas (verder) openen; (fig.) er de vaart in zetten: op vol -; b. gifgas als strijdmiddel: in de Eerste Wereldoorlog werd veel met — gewerkt.
(e) fysica. Een gas heeft de neiging zich gelijkmatig over het gehele beschikbare volume te verspreiden. Vaak onderscheidt men dampen en gassen in engere zin. Een damp is een gas dat bij constante temperatuur door compressie tot een vloeistof verdicht kan worden. Dit is het geval als de temperatuur lager is dan de zgn. ➝kritische temperatuur. Is de temperatuur hoger dan de kritische temperatuur, dan kan het gas niet door compressie bij constante temperatuur tot een vloeistof worden verdicht (gassen in engere zin).
In het zgn. kinetische gasmodel bestaat een gas uit een verzameling elektrisch ongeladen, vrij beweegbare deeltjes: de moleculen. Door deze vrije beweegbaarheid is er een onbeperkte uitbreiding van de moleculen over de ruimte mogelijk. Door vaste wanden kunnen de moleculen worden tegengehouden: ze botsen op de wand. Deze botsingen worden waargenomen als de druk die het gas op de wand uitoefent. De moleculen kunnen ook onderling botsen. De vrije weglengte van de moleculen is de gemiddelde afstand die de moleculen afleggen tussen twee botsingen.
Zijn deze onderlinge botsingen verwaarloosbaar dan spreekt men van een Knudsengas. Door de botsingen voeren de moleculen zeer grillige bewegingen uit, de zgn. moleculaire chaos. Deze chaos inspireerde in het begin van de 17e eeuw de Belgische scheikundige J.B.van ➝Helmont tot het invoeren van het begrip gas.
Belangrijke eigenschappen van een gas zijn geformuleerd als de wet van Boyle (➝Boyle, wet van), de wet van Avogadro (➝Avogadro, wet van) en de wet van Dalton (➝Dalton, wet van). Een belangrijk theoretisch concept is het ➝ideaal gas. Het kinetisch gasmodel is verder uitgewerkt in de ➝-kinetische gastheorie.
geologie. Gas kan als een vulkanisch exhalatieprodukt lang na een eruptie bij gasen warme bronnen (fumarolen en solfataren) vrijkomen. De bekendste vulkanische gassen zijn kooldioxide en koolmonoxide, zoutzuur, zwavelwaterstof en stikstof. ➝Aardgas, ➝moerasgas en ➝mijngas zijn van organische oorsprong, ontstaan door chemische veranderingen bij dood organisme. ➝gastoepassing.