Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

galsteen

betekenis & definitie

m. (-stenen), bolrond tot kantig, ruw of glad, soms snijdbaar, soms steenhard concrement, vooral in de galblaas, ook wel in de galwegen.

(e) Soms zijn de galstenen zo klein als zandkorrels en vindt men er een groot aantal, soms hebben zij de grootte van een kippeëi. De galstenen liggen meestal los in de galblaas. De kleur wisselt tussen grijs, bruingeel en groenzwart. De bouw kan homogeen of in lagen om een centrale kern zijn. Scheikundig kent men:

1. cholesterolpigmentstenen (de grootste groep), waarin cholesterol en galkleurstoffen in wisselende hoeveelheden voorkomen, vermengd met kalkzouten.
2. Ook zijn er galstenen die uitsluitend uit cholesterol óf pigment óf kalkzouten zijn opgebouwd. Vindt men ze in de grote galwegen dan zijn ze daarheen verplaatst vanuit de galblaas of de lever.

Galstenen komen vaker voor bij blanken dan bij negers. Ca. 10 % van alle Nederlanders zou galsteendrager zijn; bij lijkopeningen op volwassenen vindt men galstenen in ca. 20 %, toenemend met de leeftijd, vanaf ca. het 40e jaar. De aandoening komt 2—5 maal zo vaak voor bij vrouwen, vooral bij vrouwen met kinderen, als bij mannen. Galstenen zijn ook frequenter bij patiënten met suikerziekte. Een overmatige voeding, m.n. met veel vet, een zittende levenswijze en sterke insnoering schijnen bevorderende factoren te zijn; de constitutie speelt eveneens een rol.

Vaak veroorzaakt het aanwezig zijn van galstenen geen enkele klacht. Komt echter een galsteen in een van de galwegen en raakt hij daar ingeklemd, dan ontstaat een galsteenkoliek, een plotseling of na geringe voorafgaande verschijnselen inzettende hevige pijn in de leverstreek, uitstralend naar maag, rug en rechterschouder. De temperatuur stijgt, soms zeer snel. Braken komt vaak voor. Lever en galblaas zijn gezwollen en pijnlijk (zie galblaasontsteking). Is de galsteen de nauwste plaats van de galbuis voorbij (de papilla van Vater, d.i. de uitmonding van de grote galbuis in de darm), dan verdwijnen alle verschijnselen vrijwel onmiddellijk.

Een nieuwe aanval treedt soms na korte tijd weer op, soms na jaren, soms in het geheel niet meer. Na een aanval kan men een galsteen in de ontlasting vinden. Blijft een galsteen lange tijd in de galwegen beklemd zitten, dan treden andere verschijnselen op. Zit de steen in de afvoerbuis van de galblaas vóór de plaats waar deze zich verbindt met de buis uit de lever, dan kan de gal, die in de lever gevormd wordt, regelmatig naar de darm afvloeien, en de galblaas zwelt op. Zit de steen dichter bij de darm, dan kan de gal uit de lever niet of slechts gedeeltelijk afgevoerd worden (zie geelzucht).

De behandeling van het galsteenlijden bestaat in het bestrijden van de verschijnselen die door de kolieken worden veroorzaakt, en in pogingen de galstenen of de galsteenvorming weg te nemen. Gedurende de aanval wordt opium of morfine toegediend. Hierdoor worden de pijnen verzacht, en door verslapping van de spierwand van de galbuis zal de galsteen gemakkelijker naar de darm kunnen opschuiven. Een nauwkeurige regeling van het dieet (vetarm, maar iedere patiënt moet voor zichzelf bepalen welke voedingsmiddelen tot klachten leiden) vormt het voornaamste bestanddeel van de conservatieve behandeling. Middelen die stenen zouden oplossen of vergruizen kent men niet. Geneesmiddelen die spierspanningen in de galwegen tegengaan zijn zeker aangewezen.

Voorts moeten excessen op velerlei gebied vermeden worden. Dieetfouten geven al gauw klachten. Ook emoties spelen een rol. Daarnaast bestaat de chirurgische behandeling, die vnl. in verwijdering van de galblaas en de galsteen bestaat. Het wegnemen van de galblaas heeft geen invloed op de functie van de gal in de darm. Na verwijdering van de galblaas moeten de meeste patiënten doorgaan met hun dieet, en vaak jaren met hun medicijnen.

< >