Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kantig

betekenis & definitie

bn. en bw. (—er, —st), scherpe kanten, ribben hebbend: kantige steentjes; een — uitsteeksel; soms: scherp begrensd; (fig.) zijn karakter, zijn persoonlijkheid was te — (te hoekig, scherp), om zich vele vrienden te maken; bw., met scherpe omtrekken: de gebeurtenissen tekenen zich nergens — af; ook in gunstige zin: een kantige kerel, een karaktervol man; fustig (van wijn), naar het vat smakend, beschimmeld.

< >