[Gr., oorspronkelijk gebruikt zowel om het land als om zijn bewoners aan te duiden], m. (demoi), in het oude Griekenland term voor:
1. het volk;
2. het deel van de burgers dat door eigen arbeid in zijn levensonderhoud moest voorzien;
3. gemeente.
Attika was in 100 demoi verdeeld, met elk zijn eigen bestuur, vergadering en ritus, en aan het hoofd een demarchos.