m. (-s),
1. onderdeel van pijpleidingen voor het opnemen van lengteveranderingen door temperatuursverandering;
2. weerstandsbank, gebouwd voor elektrische metingen volgens de compensatiemethode;
3. optisch instrument om het faseverschil tussen twee onderling loodrecht gepolariseerde lichtbundels te compenseren (e).
Bij de (optische) compensator wordt vaak een kristalplaatje gebruikt (doorgaans glimmer) van zodanige dikte dat de beide volgens de hoofdrichtingen gepolariseerde lichtbundels bij doorgang door het plaatje een faseverschil van 1/4 golflengte verkrijgen (polarisatie). Wanneer nu twee onderling loodrecht gepolariseerde lichtbundels invallen (die te zamen elliptisch gepolariseerd licht vormen), dan kan men het plaatje steeds zó draaien, dat er één gewoon gepolariseerde lichtbundel uittreedt. Uit de trillingsrichting van deze bundel en uit de stand van het plaatje kan men alle gewenste gegevens omtrent faseverschil en intensiteitsverhouding van het invallende licht af leiden. Compensators met instelbaar verschil tussen de twee bundels worden vervaardigd met één of meer wiggen (zie Babinet, beginsel van).