Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bosse, peter philip van

betekenis & definitie

Ned. politicus, *16.12.1809 Amsterdam, ♱21.2.1879 ’s-Gravenhage. Van Bosse studeerde rechten, vestigde zich na zijn promotie (1833) als fabrikant te Weesp.

Als politicus behoorde Van Bosse tot de liberalen. Na advocaat te Amsterdam (1845) te zijn geweest en referendaris op het Ministerie van Financiën werd hij in 1848 minister van Financiën, wat hij bleef tijdens het eerste ministerie-Thorbecke (1849-53).

In 1850 bracht hij de scheepvaartwetten tot stand, die de grondslag voor de vrijhandel legden, benevens de Muntwet en de Postwet. In 1854 werden drie voorstellen van hem tegen knevelarij in Indië verworpen.

Van Bosse was opnieuw minister van Financiën in het kabinet Rochussen-Van Bosse (1858-60), in dat van Fransen van de Putte (10.2.—1.6.1866), in dat van Van Bosse-Fock (1868—71) en minister van Koloniën in het derde ministerie-Thorbecke (1871—72) en in het ministerie-Kappeyne van de Coppello (1877—79). In 1865 raadpleegde keizer Frans Jozef hem over een hervorming van de financiën in Oostenrijk.

< >