(République du Zaïre), republiek in Centraal-Afrika, begrensd door Kongo, Centraalafrikaanse Republiek, Soedan, Oeganda, Rwanda, Boeroendi, Tanzania, Zambia, Angola en de Atlantische Oceaan, 2344855 km2. Hoofdstad: Kinshasa.
POLITIEK Onder druk van het IMF en de buitenlandse geldschieters voerde de regering in 1979 een aantal saneringsmaatregelen in: o.a. benoeming van talrijke buitenlandse deskundigen in sleutelposities ter bestrijding van corruptie, smokkel en fraude, devaluatie van de munt, vermindering van het aantal kabinetsleden en rantsoenering van goederen en deviezen. De uitvoering van al deze maatregelen als onderdeel van een stabiliseringsprogramma in vijf punten was door het IMF als voorwaarde gesteld voor de goedkeuring van een financieel hulpplan. Na onderhandelingen tussen het IMF en Zaïre, die anderhalf jaar lang duurden, werd eindelijk op 28.8.1979 een akkoord bereikt waarbij hetiMF aan Zaïre een bijzonder bijstandskrediet toekende van $118 mln. speciale trekkingsrecht voor een periode lopend tot mei 1980. Verder kwamen negen westerse industrielanden eind nov. 1979 te Brussel tijdens de derde Zaïre-conferentie overeen het land in 1979 en 1980 $ 328 mln. te zullen verstrekken om de betalingsbalanstekorten te helpen aanzuiveren. Begin dec. 1979 besloten een aantal westerse industriestaten en de oliestaat Aboe Dhabi in Parijs de vervaldata van leningen die zij aan Zaïre verstrekt hadden, naar een later tijdstip te verschuiven. Saoedi-Arabië liet in 1979 weten Zaïre rechtstreeks financieel te zullen steunen.
De binnenlandse politieke toestand bleef onstabiel. Vanaf 1.1.1979 kreeg de prov. Shaba, die sedert de opstand van mei 1978 onder militair bewind stond, weer een burgerlijk bestuur. De repatriëring van de 2000 Marokkaanse soldaten die voor rust en orde moesten zorgen, werd tot in aug. 1979 uitgesteld. In febr. 1979 doken er geruchten op over plundertochten door soldaten en over studentenbetogingen in Kinshasa. Kardinaal Maloela werd overvallen en beroofd door een groep soldaten en de hongersnood in Neder-Zaïre dreigde ernstiger vormen aan te nemen. Tijdens dezelfde periode werd op Moboetoes verzoek een detachement Belg. commando’s naar de basis van Kitona gestuurd, volgens officiële bron om Zaïrese soldaten op te leiden, in werkelijkheid echter om de hongersnood in Neder-Zaïre te helpen lenigen en te helpen bij een eventuele evacuatie van de blanken bij het uitbreken van erger onlusten.
In mrt. 1979 voerde Moboetoe een ingrijpende kabinetswijziging door, waarbij eerste-minister Mpinga en minister van Buitenlandse Zaken OembadiLoetete vervangen werden door meer gematigde staatslieden, resp. door Bo-Boliko Lokonga en Ngoeza I Bond.
In de loop van 1980 verstevigde Moboetoe zijn positie. Op 18 jan. hield hij ‘grote schoonmaak’ in zijn kabinet en stuurde hij 13 van zijn 22 ministers wegens onbekwaamheid en corruptie naar huis. Tegelijkertijd werd de rechterlijke macht gereorganiseerd. Op 4 febr. kondigde hij een strenger beleid en een verruiming van zijn macht aan. Bovendien legde hij er de nadruk op dat elke politieke oppositie was uitgesloten en dat hij er niet aan dacht het meerpartijenstelsel opnieuw in te voeren. Toch had Moboetoe ook in 1980 te kampen met openlijk verzet tegen zijn beleid.
In april braken in Kinshasa hevige onlusten uit tussen politie en studenten die een democratisering van het regime en betere levensvoorwaarden eisten. Moboetoe reageerde hierop met de sluiting van de scholen en de inlijving van de opstandige studenten bij het leger. Eind aug. 1980 voerde Moboetoe een tweede regeringswijziging door, waarbij hij zelf opnieuw het Departement van Landsverdediging onder zijn bevoegdheid nam. Premier Bo-Boliko Lokonga, die de leiding van de eenheidspartij MPR kreeg, werd opgevolgd door Ngoeza I Bond. In april 1981 week deze uit naar Brussel. Hij werd opgevolgd door Ongwabeki Oentoebe.
Amnesty International zette in mei 1980 een campagne op tegen de schending van de mensenrechten in Zaïre. Moboetoe ontkende de beschuldigingen en weigerde een parlementair onderzoek in te stellen.
In de buitenlandse betrekkingen van Zaïre, vooral met socialistische landen, trad een verbetering in, o.a. door het herstellen van de diplomatieke betrekkingen met de DDR in jan. 1979, de opzegging in mei van hetzelfde jaar van het contract met het Westduitse privé-consortium OTRAG (waaraan in 1976 een terrein van 100000 km2 in concessie gegeven was voor het lanceren van raketten) en de uitwijzing in nov. 1979 van de Angolese guerrillaleider Roberto Holden van het FNLA. Anderzijds werd het imago van Moboetoe en diens leger weer in diskrediet gebracht door geruchten over de deelneming van Zaïrese soldaten aan de moord op scholieren in Bangui, de hoofdstad van het vm. Centraalafrikaans Keizerrijk, en de moord op ca. 200 jongeren in een vakantiekolonie nabij Mboedji-Maji in juli 1979.