v., de eigenschap van bepaalde materialen dat de voor vervorming benodigde spanning klein wordt als de vervorming gebeurt bij zeer lage snelheid en een betrekkelijk lage temperatuur. © Voor het optreden van superplasticiteit moet de vervorming geschieden bij een temperatuur van ca. de helft van de smelttemperatuur, uitgedrukt in Kelvin. Het materiaal moet bij die temperatuur een stabiele, fijnkorrelige structuur hebben.
Aan deze voorwaarden voldoen veel titaan- en nikkellegeringen. Van superplasticiteit wordt gebruik gemaakt bij het isothermisch vervormen. Door de lage spanningen en langzame vervorming kan dan volstaan worden met kleine persen. De hoge werktemperatuur maakt verwarmde matrijzen en soms een tegen oxidatie beschermende atmosfeer noodzakelijk. De hoge vervormbaarheid maakt het bereiken van veel fijnere details dan bij conventioneel smeden mogelijk, tevens verkrijgt het werkstuk een zeer gelijkmatige structuur. Als de gebruikstemperatuur van het werkstuk in de buurt van de temperatuur ligt waarbij superplasticiteit optreedt, dan moet na de vervorming door een warmtebehandeling de structuur omgezet worden in een met een grovere korrel. Door de goede detaillering van de werkstukken kan de nabewerking tot een minimum beperkt worden, wat m.n. ook bij duurdere materialen aantrekkelijk is doordat er weinig afval ontstaat,