Gepubliceerd op 17-01-2021

Spaarbank

betekenis & definitie

v./m. (-en), in beginsel geen winst nastrevende financiële instelling, die ter bevordering van het sparen in hoofdzaak haar bedrijf maakt van het aantrekken van spaargelden (in het bijzonder kleinere tegoeden) van gezinnen, particulieren, verenigingen, stichtingen e.d.

© Onder invloed van de branchevervaging in het Ned. bankwezen zijn de spaarbanken meer en meer hun clientèle diensten gaan bieden in het betalingsverkeer. Voorts verstrekt men consumptieve kredieten, woninghypotheken e.d. Doordat anderzijds de algemene banken zich in belangrijke mate gingen richten op het aantrekken van spaargelden e.d. is het onderscheid tussen algemene banken en spaarbanken steeds meer gaan vervagen. Tezelfdertijd heeft het slinken van de nationale besparingen van het publiek reeds vele jaren een felle concurrentiestrijd om de spaargelden doen ontbrandert. De beperkingen op het terrein van de beleggingen, voortvloeiende uit de solvabiliteitseisen van De Ned. Bank in het kader van de Wet Toezicht Kredietwezen, sluiten voor de spaarbanken evenwel de mogelijkheid van de meer rendabele handels- en bedrijfskredietverlening uit, zodat er geen echte vrijheid van concurrentie met de algemene banken of handelsbanken bestaat, waartegenover echter andere voordelen staan.

De vraag rijst, ook elders in Europa, of het onderscheid niet geheel moet verdwijnen. Binnen het Ned. spaarbankwezen was evenals bij de algemene banken reeds geruime tijd een concentratie aan de gang, waardoor het aantal spaarbanken was gedaald tot 93 eind 1978 (waaronder 86 zgn. bondsspaarbanken). Sindsdien is een tendens tot versnelling van het concentratieproces waar te nemen: eind 1979 totaal 92 (waaronder 78 bondsspaarbanken), eind 1980 totaal 86 (waaronder 72 bondsspaarbanken). Dit leidde reeds o.a. tot samensmelting van een aantal spaarbanken met de grootste, de Spaarbank voor de Stad Amsterdam, in de Centrumbank en de oprichting per 2.1.1980 van de Coöperatieve Vereniging van Bondsspaarbanken, waarbij 15 spaarbanken zich hebben aangesloten. In 1981 kwam, na een jaar van studie en voorbereidend werk, een fusie tot stand van de Bondsspaarbank voor Midden- en Oost-Nederland (zelf door fusies in het begin van de jaren zeventig uit de Amersfoortse Nutsspaarbank gegroeid) en de Bondsspaarbank Noord-Nederland. De nieuwe Bondsspaarbank Midden-, Noord- en Oost-Nederland heeft 142 bankkantoren en 40 kassiersschappen en een totaal spaartegoed van f 2,8 mrd. (balanstotaal f 3 mrd.) en is wat omvang betreft de tweede in de rij van bondsspaarbanken.

Intussen heeft de Centrumbank plannen voor samengaan met Rotterdamse en Bredase spaarbanken als één groot blok en bestaat tussen andere spaarbanken bloksgewijze nauwe samenwerking. Het grotere financiële draagvlak biedt betere mogelijkheden voor uitbreiding van de dienstverlening aan een breed geschakeerd publiek; bovendien sluiten de spaarbankbedrijven geografisch redelijk op elkaar aan.

< >